Kort vóór Koninginnedag maakte mijn moeder voor mij een grijs trainingspak om mee te gaan fietsen.
Daarin fietste ik op 27 april naar Berg en Dal.
Het was een vrije dag, want Prinses Beatrix was op die dag bevallen van een prinsje, onze huidige Koning Willem-Alexander.
Het heeft allemaal te maken met mijn verhaal in onderstaande maandagmail.
Fietsen, in het bijzonder wielrennen, was in die tijd mijn grote hobby en het heeft ook een grote rol gespeeld in mijn latere jaren.
Samen met Maria ging ik op de fiets van Wanroij naar 'ons pension' in Oostenrijk. Een mooiere vakantie kon ik me niet wensen! In de e-mail verwijs ik naar ons online foto-verhalenboek 'Van Hier tot Ginder' dat ik over deze fietstocht maakte.
En die foto hiernaast? Die is genomen een paar maanden 'na' mijn grijze trainingspak, toen ik slaagde voor mijn eerste schoolexamen.
Trots was ik op mijn nieuwe wielrenfiets die ik cadeau kreeg... Die was jaren en jarenlang mijn zeer dierbare fietskameraad.
En wat me ook dierbaar was op deze foto...? Jet, de witte poes! Misschien dat ik ooit nog eens een poezenverhaal zal schrijven...
‘Van Hier tot Ginder’ met veel leesvoer voor niet zomaar een Koningsdag
Beste mensen van ÉgeWies,
Het is alweer week zóveel en de tel raken we kwijt.
Elke dag is het kijken en luisteren en lezen van ‘Hoeveel mensen zijn er vandaag overleden? Hoeveel ziekenhuisopnames?’
En we zijn al blij als we kunnen zeggen: ‘Het zijn er nog maar net honderd…’
Hadden we dát twee maanden geleden kunnen bedenken? Elke dag de krant overvol met coronanieuws? Elke dag de tv overvol met corona praatprogramma’s?
Een paar dagen geleden werden we weer door Frans, onze secretaris, bijgepraat over het wel en wee onder onze ÉgeWieze leden.
En bij het ‘wee’ is het niet alleen maar corona dat onze harten raakt, maar wordt er ook aan ons duidelijk gemaakt dat er nog andere meest verraderlijke ziektes voorkomen.
Ik wens Dilia, Màn, gezin en familie juist níet datgene waar we allemaal aan denken. Ik wens deze lieve mensen wél heel veel kracht en liefde van iedereen om hen heen, om ze de steun te geven bij de dingen die misschien onvermijdelijk zijn. De steun die hier nu zo hard nodig is.
'Beste Dilia en familie; ik weet dat iedereen van ÉgeWies uur na uur met jullie meeleeft! Ik weet ook dat er al veel kaarsjes gebrand hebben en nog zullen gaan branden.'
Is er nog vrolijk nieuws vandaag? Jazeker! Voor mij in elk geval wel. En voor velen met mij. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar twee ÉgeWieze leden die gisteren precies 70 jaar werden! ‘Van harte proficiat Frits en Wiljan! We hopen weer gauw een paar liedjes voor jullie te kunnen zingen.’
Maar evengoed willen we zingen voor iedereen die zijn of haar verjaardag afgelopen weken al vierde of juist niet vierde tijdens deze anderhalve meter periode.
Hier komen we zeker nog op terug!! Bereid je maar voor!
Vandaag is het een speciale maandag. Dat zijn ze eigenlijk allemaal wel, maar vandaag zeker: het is Koningsdag!
Om 10.00 uur vanmorgen werd ik nog iets meer wakker gemaakt door de buren die met saxofoon en hoorn Wilhelmus en onze straat nieuw leven in bliezen.
En om kwart over 10 ging onze telefoon…. Ons oudste, maar krasjong en vitaal ÉgeWieze lid, blies op haar mondharmonica diezelfde Wilhelmus digitaal door de telefoonlijn naar ons huis. Geweldig! Prachtig! Om nooit te vergeten!
Hoewel we het voor de rest nauwelijks kunnen merken viert onze koning vandaag zijn verjaardag. Anders dan andere jaren, maar toch…. Hij viert! En Zijne Majesteit kan er zeker van zijn dat tenminste één van zijn onderdanen er vanavond ook minstens één op hem drinkt! Misschien wel onder een luidkeels ‘WILHELMUS VA-HAN NA-HAS.…’
(Ik kan immers nu niet achterblijven, Dora!)
Ik weet nog dat de majesteit geboren werd, ‘óns oranje prinsje’. (In Brabant is immers alles van ons…!)
Het was donderdag 27 april 1967…
Ik was nog net géén 16 jaar en zat in Gemert op school. Alleen op die dag even niet!
We hadden vrij gekregen en de hele school juichte al zonder eigenlijk te weten of er nou een prins of prinsesje was geboren.
Dat deed er ook helemaal niet toe: we hadden een vrije dag en ik juichte mee! Ik juichte zelfs dubbel zo hard, want ik mocht mijn nieuwe trainingspak aan die dag.
Nee… geen oranje voor mij. Het was grijs! Nog grijzer dan mijn sik meer dan vijftig jaar later zou zijn.
Mijn moeder had mijn nieuwe grijze wielrennerstrainingspak zelf gemaakt op de naaimachine. Zo’n oude Singer weet je wel, met zo’n brede loopplank daaronder, waarop je met je voeten moest trappen. (Ik denk dat Henk Voorzittersman die Singer zich nog wel kan herinneren...)
Tegenwoordig zou zo’n Singer-loopplank het niet slecht doen tussen alle moderne fitnessapparaten. Maar mijn moeder was overduidelijk haar fitnesstijd ver vooruit, want zij trapte met gemak mijn hele grijze trainingspak aan elkaar.
Ik trapte óók op die extra vrije dag van donderdag 27 april 1967 vanwege de Majesteit. Op mijn zelfgebouwde wielrenfiets trapte ik; en ook nog in mijn nieuwe grijze trainingspak.
Ik trapte vanuit Handel over de Quayweg door Landhorst, via Wanroij en Haps naar Cuijk om op het veerpont naar Middelaar even uit te rusten en dan weer verder te trappen naar Berg en Dal.
Een rondje zevenheuvelenweg – ik vraag me nog steeds af of het er wel zeven zijn – en dan weer terug in mijn nieuwe grijze trainingspak.
Ik voelde mij die dag een Joop Zoetemelk met grote dank aan dat om een tutfles schreeuwende oranje prinsje…
Wielrennen is altijd een hobby van me gebleven.
Míjn Maria – ‘Óns vrouw’ is het alleen bij mannen onder elkaar – zegt wel eens dat ik op de fiets geboren ben. (In dat geval zal ik wel om een goedgevulde bidon geschreeuwd hebben.)
Maar Maria zou best eens gelijk kunnen hebben, want mijn moeder kon ook heel goed ‘trappen’, dat weten we nu van die Singer….
Ik zou meerdere maandagmiddagmails kunnen vullen met fietsverhalen over Lourdes en de kruipende kruisweggangers, over Parijs waar ik met de hond in schoonmoeders bed mocht slapen, over Glasgow waar de politie mij en mijn maatje een uur lang achtervolgde, over Turijn en de met water aangelengde Chianti en zelfs over Macharen bij Oss, waar ik toen-nog-niet-mijn Maria zo miste… En ik zou ook nog kunnen schrijven over het waarom onze zoon Jóóp heet en géén Kees…
Misschien doe ik dat later nog wel eens, want in de vandaagse maandagmiddagmail ga ik nog even schrijven over ‘Van Hier tot Ginder’. Het heeft alles te maken met de fiets…. Ónze fietsen: die van Maria en die van mij.
Deze week - aanstaande donderdag om precies te zijn - is het precies 15 jaar geleden dat we samen van ‘Hier’ vertrokken om negen dagen later ‘Ginder’ aan te komen.
Op de fiets, bepakt en bezakt met shirts, lange, korte, onder- en trainingsbroek (geen grijze overigens), sokken, schoenen (helaas niet voor onze handen), fietsgereedschap met remblokjes, zakmes, regenpak, fietshelm, mobieltje, landkaart en noem maar op.
‘Hier’ was hier thuis in Wanroij; koninginnezaterdag 30 april 2005, een paar maanden voordat ons ÉgeWies het leven zag en Dora het Wilhelmus nog oefende op haar mondharmonica…
‘Ginder’ was 963 fietskilometers verderop, ginds ver weg in Oostenrijk.
Daar waar Maria en ik voor het eerst kwamen in 1974, in het Pitztal, in dat elf huizen tellende dorpje Neurur, bij Siggi en Rosi in dat toen nog onherbergzame hooggebergtedal. Daar hadden zij een herberg, een bergpension…
Een mooier verjaardagscadeau kon Maria mij niet geven dan dat in 2005: met z’n tweetjes op de fiets ‘Van Hier tot Ginder’ fietsen!
Het waren voor mij, nee, voor allebei, ongelofelijk mooie dagen.
De voorbereiding met trainingsfietstochten door het Brabantse en Limburgse land. En daarna de negen fietsdagen tot ‘Ginder’, waarop wij de mooiste landschappen zagen en vriendelijke mensen ontmoetten.
De negen dagen op de fiets, waarvan de eerste dus begon op die koninginnezaterdag van 30 april 2005, nu vijftien jaar geleden.
Het voelde voor ons alsof al die vlaggen aan de huizen die dag speciaal voor ons waren uitgehangen…
Ik kan jullie vertellen over de vele liters appelsap die we dronken en de bordenvol spaghetti à la carbonara die we dagelijks aten.
Vertellen over het weer dat ons in meer varianten verraste dan waarover Piet Paulusma ooit heeft kunnen vertellen: Fietsweer van 18 graden, maar ook temperaturen van boven de 30 graden. Wind en regen, van ’s morgens tot ’s avonds. Sneeuw, en geen klein beetje, en ijzel….
En we genoten van alles, ook uit armoe soms; elke dag weer.
Het is zoals één van jullie ÉgeWieze mensen – hij werd gisteren zeventig – mij toevallig Whatsappte:
‘Als je met je armoe geen raad meer weet, dan ben je ook niet waard dat je hem krijgt’.
De achtste dag bijvoorbeeld was er een om nooit, nee nooit te vergeten.
Maria begon de dag in frisse zonneschijn, maar wel met een pijnlijke hand, pols en been. Ze was immers de vorige dag letterlijk Oostenrijk binnen gevallen.
Al na een half uurtje ging de weg omhoog en moesten we klimmen. Niet zomaar even, nee, maar liefst ruim anderhalf uur om veertien kilometer verder over de top van de Hochtannbergpass te geraken.
Met de frisse zonnestralen in het gezicht leek het eerst lente. Maar het werd al gauw herfst toen het ijzig begon te regenen op de kale berg.
We kropen er nog hoger en hoger tegenop en het werd winter. En hoe! Sneeuw en nog eens sneeuw.
Maria was verpakt in regenpak, hoofddoek om, fietshelm daaroverheen. En daar weer de muts van de regenjas overheen geslagen.
Ik wilde haar nomineren voor ‘géén gezicht 2005’! Alleen de handschoenen ontbraken. Vergeten! En toen, toen begon de armoe!
In de lange afdaling van de Arlbergpass veranderde de sneeuwbui in ijzel en natte sneeuw.
De handen werden door de kou gevoelloos en Maria moest tijdens de afdaling stoppen om haar handen te warmen onder mijn oksels. Stel je dat even voor…
Een passerende automobilist toeterde lachend en dacht waarschijnlijk dat we stonden te kussen als in een Tiroler film. Hij moest eens weten; niets was minder waar!
Even later moesten met ijskoude handen de krassende remblokjes vervangen worden… De armoe was even niet leuk meer…
Tot op de botten koud en met alles nat wat nat kon worden, vonden we een halfuurtje later ons hotel voor de nacht.
Maria was aan de beurt om te vragen of er nog een kamer vrij was. En in vol ornaat, doornat, hoofddoek, helm en muts op het hoofd drupte ze naar binnen…
‘Herzlich Willkommen. Natuurlijk’, zong de vriendelijke eigenaresse in haar sappige Tiroler-Duits. ‘En je kunt heerlijk warm douchen en daarna eten met een heerlijk glas wijn erbij!
Maar nu je toch nog nat en koud bent en je de regenkleding nog aan hebt, zet eerst de motor maar even gauw in onze garage!’
Later luistert ze met ontzag naar ons verhaal en hoort dat de motor een doodgewone Hollandse fiets is…
Ik zou uren kunnen schrijven en vertellen over deze fietsvakantie, langer zelfs dan Vrouwe Corana ons tijd om te lezen zal geven.
Elk jaar weer rond deze periode pak ik ons foto- verhalenboek ‘Van Hier tot Ginder’ erbij om alles weer eens her te beleven.
En ja, natuurlijk staan al die verhalen met de foto’s ook op onze website.
Neem vandaag bijvoorbeeld eens de koningsdagtijd om naar het verhaal en de foto’s te gaan van bovenstaande achtste fietsdag.
Je kunt het mooi vinden, of juist niet mooi. Maar het is in elk geval weer even iets anders dan het dagelijkse coronanieuws in kranten en alle Jinek praatprogramma’s op tv.
Voor een blik in ‘Van Hier tot Ginder’ op onze website klik je op de inhoudsopgave hieronder en zoek dan bijvoorbeeld eens naar Deel drie, dag 8!
Veel kijk- en leesplezier en…
… totdat we elkaar weer schrijven, horen of zien!
Peternoster
Klik hierop voor de inhoud van ‘Van Hier tot Ginder’.