De pubermannen met strohoed en hun 'Françaises' op het perron van Deurne.
Links Peter met Wilma.
Wie het verhaal verderop in mijn maandagmail van deze week helemaal gaat lezen, die zal begrijpen dat deze foto me heel dierbaar is.
Lange tijd heb ik niet precies geweten in welk jaar de foto gemaakt werd. Nadat bekend werd dat de NS het 50-jarig bestaan van de Tienertoer in 2019 zou gaan herdenken, is mij duidelijk geworden dat de ontmoeting in de zomervakantie van 1969 plaats vond. Ik was toen 'al' achttien jaar oud. Volwassen, voelde ik mij.
Maar een goede lezer zal weten dat dit absoluut niet het geval was...
Beste mensen van ÉgeWies,
De laatste maandagmail van vorige week was er eentje met ander nieuws dan anders en het was ook vooral nonsens-nieuws.
Maar één nieuwtje was zeker wél de moeite waard: dat van die foto van ‘onze ÉgeWieze Maria Accordeona’. Prachtige foto! Als BE’er – Bekende ÉgeWiezer – mag ze bij ons eerst volgende optreden vóóraan zitten!
Maar meer nog dan die mooie foto zou ik haar verhaal willen lezen over de reizen naar Normandië, die haar vader in de oorlogsjaren maakte.
Ik denk dat Maria alle ÉgeWieze e-maillezers een groot plezier zou doen door haar zoektocht te delen. En dát ga ik haar vragen!
Ik zal haar zeggen: ‘Vrouwe Accordeona, begin deze week maar eens met een dónderdagmail. Het zal van de week een week maken om naar uit te kijken! En het zal de week dóórzagen, zoals de woensdag dat bij velen vroeger deed!’
Maria kennende zal het zeker minstens zo leesbaar zijn als het vervolg van mijn zoveelste maandagmail, hieronder, over die stommiteiten van óver de Middenpeelweg: De vorige week door mij beloofde stommiteiten tijdens mijn puberale tienertoer in een tijd toen treintje spelen nog zonder het ÉgeWieze mondkapje kon.
– – Eind jaren 60 – –
Juli, augustus 19-honderdzestig en nóg wat jaren.
Ik was net een jaar of 16, of 17 of een beetje 18 jaren oud, maar volgens mijn ouders in elk geval nauwelijks droog achter de oren. Nauwelijks? Zeiknat waren ze nog, die oren!! (Ja hoor, dat woord staat echt in de Dikke van Dale!)
Samen met drie vrienden besluit ik dat we maar eens een week lang treintje moeten gaan spelen.
Als oudste(!) van de club van vier pubermannen stel ik voor om alle uithoeken van Nederland maar eens te gaan verkennen. Het NS-arrangement ‘Tienertoer’ moet volgens de reclame op onze zwart-wit televisie met lopend beeld, maar óók in de krant van over de Middenpeelweg, een betaalbare mogelijkheid voor armlastige studenten in zich hebben. Want student, dat wás ik, ook al voelde het niet zo!
Aangezien de NS blijkbaar goede redenen had om in ons dorp Handel géén treinstation neer te leggen, ruilden we voor één week het Brabantse platteland in voor het in onze ogen ontzettend stadse en centraal gelegen Woerden, niet zo ver van Utrecht.
Een broer van Adriaan – één van de club van vier pubermannen – behuisde daar als ziekenverpleger een klein appartement en gaf een week lang als hospitaman verzorging aan ons dagelijks vermoeide treinreizigers.
Vanuit Woerden vertrokken we elke morgen met zomerse strohoed op de puberbol naar alle delen van ons op dat moment véél te kleine Nederland.
We zagen voor ons gevoel welhaast alle treinstations van het Limburgse Valkenburg tot Den Helder en we spoorden van Vlissingen tot over het alleraardigste spoorlijntje naar Roodeschool, om daarna ’s avonds weer in de kaasgeur van Woerden tot rust te komen.
Veel meer dan de binnenkant van die NS-stations zagen we echter niet.
Het ging ons om de kilometers en het gevoel van te kunnen zeggen: ‘Daar ben ik geweest’. Het andere kriebelende gevoel van onze club pubermannen, dat zeker wel aanwezig was, kreeg niet de aandacht die we graag wilden.
Blijkbaar waren tienertoerkaarten alleen bedoeld voor jonge jongens als wij en niet voor onze vrouwelijke leeftijdgenoten. Ze leken die week namelijk allemaal véél ouder, die meisjes van 18, 19 jaar!
Jammer, maar na een kleine week sporen leek ons puberaal gedrag op een zijspoor te belanden. Een doodlopend zijspoor!
Het leek ons alle vier ten opzichte van elkaar helemaal niks te deren, maar stiekem hoopten we toch nog een ‘vette vangst’ te doen.
Op de vóórlaatste avond van ons tienertoergebeuren besloten we maar weer eens vanuit Woerden naar het ons zo bekende Eindhoven af te reizen.
We wisten dat daar uit de muur van het station de aller-lekkerste kroketten te halen waren. In heel Nederland – en wíj konden dat immers weten – was geen kroket zo lekker als die uit de Eindhovense muur.
En ergens in de gang onder het Eindhovense station, tussen de toiletten en de kroketten, overkwam het ons. In elk geval overkwam het mij!
Wachtend op Adriaan, Frans én Gerrit, die vóór de muur met kroketten eerst even de toiletmuur wilden nat maken, kwam zíj naar me toe en werd ik ook door háár aangesproken.
Zij sprak Frans en ik bloosde al na haar eerste twee woorden en keek ik uit verlegenheid maar naar haar twee vriendinnen. Ze lachten alle drie, óók in het Frans. Daar was ik heel zeker van….
Hopeloos probeerde ik ze uit te leggen dat ik op mijn drie vrienden wachtte – de woorden ‘toilet’ en ‘croquette’ zouden de drie Françaises zeker begrijpen – en dat we ze daarna zéker de trein naar Venlo zouden wijzen. Sterker nog: we zouden ze er naartóe brengen zelfs!
Frans was nooit mijn sterkste kant geweest, maar ‘Venlo’ en ‘train’, nou dat begreep ik toch wel.
Eveneens hopeloos keek ik naar de toiletdeur voor de verlossende versterking; de muur daar achter die deur moest nu toch letterlijk meer dan zeiknat zijn, dacht ik. (Nog steeds in de Dikke van Dale hoor!)
En ook verweet ik meteen mijn Franse leraar, dat ik die 8 op mijn rapport zeker níet verdiend kon hebben.
Toch bleef zij wachten in de gang onder het perron, samen met haar twee vriendinnen.
En ze lachte nog steeds; in het Frans….
Verdómme! Verliefd worden gaat snel bij een puberman als ik en daar zijn nauwelijks woorden voor nodig, en zeker geen Franse…
Met zijn vieren voelden we ons iets later gelukkig weer behoorlijk stoer… Zeg maar héél behoorlijk! Hanengedrag is al jong in de puberteit zichtbaar. En tijd hadden we genoeg!
De trein naar Venlo was nou even bijzaak; de Franse les daarentegen was nu erg belangrijk.
We lieten zien… nee, we lieten hóren wat onze leraren bij ons bereikt hadden.
En zij en ook haar twee Franse vriendinnen begrepen álles van ons. Ongelofelijk!
Onze club van vier pubermannen begon zich steeds meer op haar gemak te voelen. Dat gaat met z’n vieren ook sneller dan als pubertje alleen, dat begrijp je wel.
Bij hanengedrag hoort op die leeftijd ook het stoer doen ten opzichte van elkaar. Eén van haar vriendinnen was namelijk hier en daar uit de kluiten gewassen. Vooral dáár en nog flink ook. Ik durfde er niet naar te kijken, dus deed ik dat maar stiekem.
Een beetje té flink vonden wij en dat zeiden we dan ook hardop… Met onze eigen Brabantse woorden die niet nog nóóit in de Dikke van Dale vermeld werden! Geen Française die ons Peelse dialect immers zou kunnen verstaan en ook nog begrijpen.
Volgens Brabantse maatstaven was ze dik en lelijk en haar andere vriendin was tè dun en droeg een jaren vijftig bril en we waren het er met zijn vieren over eens, dat ze allebei ook nog eens met de Franse slag gemaakt waren. Alleen zij… Zíj was anders… vond ík tenminste.
Het is verbazingwekkend met hoeveel Brabantse woorden hun uiterlijk omschreven kon worden.
Tot in de trein naar Venlo, want aan de Eindhovense kroketten uit de muur – hoe lekker ook – werd niet meer gedacht.
Het gesprek werd vervolgd in de coupé op weg naar Venlo, waar we heerlijk bij elkaar zaten. Zij met haar twee vriendinnen aan de ene kant van het gangpad en de vier stoere hanen, die alles wat onfatsoenlijk was kraaiden, aan de andere kant.
En steeds lachten zij maar en begrepen ze ons, terwijl we nauwelijks ons Frans en onze Franse leraar de kans gaven.
Al heel gauw na de tussenstop in Helmond, minderde de NS-machinist de vaart van de trein naar Venlo om vervolgens weer tot stilstand te komen op het station van Deurne.
We hadden inmiddels wel begrepen dat zij en haar vriendinnen zouden gaan uitstappen. En een beetje tienertoerder stapt dan heel galant mee uit. Waarom ook niet?
Het kriebelende gevoel hadden we immers niet voor niets.
Wat moesten drie Franse meiden toch in de hoofdstad van de Peel?
We vroegen het ons ook niet af. We begrepen het namelijk al heel snel bij het uitstappen en het betreden van het Deurnese perron.
Zij, en ook haar twee ‘Franse’ vriendinnen, spraken vanaf dat moment vloeiend het dialect van de Peel van Toon Kortooms’ Beekmannen.
Haar en hún Frans was beter dan dat van ons, ondanks die verdomde 8 op het rapport van die vervloekte leraar. Véél beter! En we voelden ons op zijn zachts gezegd behoorlijk gepakt, genomen en in de zeik van de Dikke van Dale gezet, met als gevolg het schaamrood op de kaken en daar wijd omheen! Het had niks meer met blozen te maken.
We dachten na over onze stommiteiten, over ons hanengedrag, over wat we allemaal gezegd hadden over de dikke en lelijke, brildragende, met de Franse slag gemaakte meiden.
Het leek ons achteraf toch al gauw genoeg vergeven, iets wat ik tot op de dag van vandaag niet begrijp.
We hebben het immers nog even gezellig gehad op dat perron in Deurne. Intiem gezellig, maar dat hoeft niet iedereen te weten!
Althans drie van onze club van vier pubermannen… Gerrit, – ja hoor, dezelfde als die van twee weken terug – hij spoorde even niet helemaal en zette zich in vol protest in kleermakerszit op het spoor, maar nam wel even de tijd om zijn drie maten op de foto te zetten, samen met hun pas verworven drie ‘Franse’ vriendinnen. Vriendinnen ja; zo voelde het… Althans bij mij… Die éne tenminste…
En alweer ja hoor, zíj vertelde me in het Peellands dialect, dat ze Wilma heette en in Liessel woonde. En dat ze genoten had van al hun pogingen om ons te misleiden en ook van ons hanengedrag en dat ze gewoon óók op tienertoer waren en ook nog lang geen geen 18 of 19 waren.
Waarom overkwam het kriebelende gevoel ons pas op die laatste dag van het NS-arrangement?
Die week en die tienertoer zouden nog beter geslaagd zijn en dan hadden we tenminste nog tijd gehad om onze excuses te kunnen aanbieden voor ons hanengedrag.
Tot op heden is dat nog niet gebeurd; ik heb haar nooit meer gezien en alleen die kus én de foto hieronder geeft het verhaal aan mijn herinnering prijs.
– – Bijna veertig jaar later – –
Het was op een zaterdagavond in april 2006 dat ik samen met Maria gezellig op de bank en met een pilsje naar de tv keek.
We ontspanden ons met ‘Retourtje Geluk’ op SBS-6 op een zaterdag, waarop geen enkele andere zender iets beters te bieden had.
Presentatrice én zangeres Nance Coolen vertoonde verhalen van mensen die iets bijzonders meegemaakt hadden tijdens een treinreis; die bijzondere mensen ontmoet hadden en die ze uit het oog verloren hadden.
Na afloop van het programma zei ik tegen Maria, dat ik me ook nog wel een bijzonder verhaal van vroeger herinnerde.
De volgende dag, zo’n zondag om binnen te blijven, schreef ik achter of vóór de computer – net zoals je het hebben wilt – het verhaal dat je net gelezen hebt in nagenoeg dezelfde bewoordingen.
Het emailadres van Nance en haar ‘Retourtje Geluk’ was snel gevonden en ik stuurde bovenstaande herinnering samen met de foto naar Hilversum of Bussum – in elk geval het Gooi in – en het wachten was begonnen.
Dat wachten duurde een dag of tien. Nance zelf belde me op. Mijn verhaal vond ze prachtig en ze vertelde dat ze zelf ook uit de buurt, uit Asten kwam.
Ze kende Eindhoven, Deurne én Liessel als haar broekzak – ze zal wel een broekrok gedragen hebben – en haar baas SBS-6 stelde ook belang in het verhaal en wilde graag tv-opnamen maken.
Of ik nog méér van Wilma kon vertellen? Maar nee, dat kon ik niet.
Veertien dagen later belde Nance mij weer op. SBS-6 had de meisjes uit mijn verhaal en met behulp van de foto opgespoord. (Ik vroeg mij af of ik wel naar het juiste programma geschreven had…)
Eén van hen, vertelde Nance, was helaas te vroeg overleden. En Wilma en Henny wilden echter mede daarom niet meewerken aan een TV-opname. Jammer! Heel erg jammer!
Wèl stelden ze een ontmoeting met de ‘pubermannen’ erg op prijs en met toestemming van iedereen werden e-mailadressen uitgewisseld. Fijn! Heel erg fijn!
Op zondag 28 mei 2006 reed ik samen met Gerrit (alweer Gerrit) en twee bossen bloemen met de foto naar het AC-restaurant bij Venray.
Daar volgde een weerzien én een tweede kus na bijna 40 jaar!
– – Nog steeds – –
Na dat weerzien ging ik samen met Maria op bezoek bij Wilma en haar Gerard in Liessel en zij kwamen daarop naar Wanroij.
Over en weer zijn de vriendschappelijke contacten gebleven middels WhatsApp, e-mail, bezoekjes wederzijds, een etentje én….. toch een tv-opname!
Afgelopen jaar bracht RTV Utrecht een documentaire uit vanwege het 50-jarige NS-jubileum van ‘Tienertoer’, hoewel dit tegenwoordig die naam niet meer heeft.
Eén van de twee dochters van Wilma en Gerard vond het verhaal uit 1969 zo ontwapenend, dat onze herinnering volgens haar een plekje moest krijgen in deze uitzending.
Om een kort gedeelte in de documentaire te vullen, werden in januari van 2019 opnames van Wilma en mij gemaakt op het NS-station van Deurne!
In mei werd dit alles als ‘wereldnieuws’ gepresenteerd tijdens een geweldige en nostalgische dag in het Spoorwegmuseum in Utrecht!
En het andere nieuws van die geweldige dag was echt heel anders: we ontmoetten toen ook nog heel toevallig ons ÉgeWies lid van die borduurmachine, weet je wel, én van de mondkapjes met ons ÉgeWieze logo!
Maar dat even terzijde…
Fijne week en tot wèrus!
Peter
N.B. op YouTube is de documentaire van RTV Utrecht van bijna 24 minuten te zien.
In de eerste én in de laatste minuut van de film wordt een flits van enkele seconden van ons samen vertoond. Het eigenlijke verhaal van ruim drie minuten begint bijna 5 minuten na het begin!
Veel kijkplezier!