Peternoster
'Het leven is een groot feest, maar je moet wel zelf de slingers hangen....'

Maandagmail


Over de foto en zo
22 juni 2020

Jacques (Jac) Tillemans was de eerste voorzitter van Gezelligheidskoor ÉgeWies tot aan zijn overlijden in juli 2008.

Onder zijn leiding werd gekozen voor de definitieve naam van het koor. Zijn eerste voorstel hiervoor, Wan-Klank, zoals op de foto hiernaast van een concept-voorblad voor de repertoiremap te zien is, haalde het niet bij de ongeveer vijftien leden.
Jac stelde ook een concept op van de statuten en van het huishoudelijk reglement en zorgde ervoor dat het koor als rechtspersoon werd ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
De eerste commissies werden door hem in het leven geroepen en hij was er een groot voorstander van om de muzikale verantwoording bij de muzikaal leider neer te leggen.

Na zijn overlijden heeft het koor de afscheidsdienst o.l.v. accordeonist Niels Swinkels - bij noodgedwongen afwezigheid van de muzikaal leider - opgeluisterd met een muzikaal eerbetoon.

Jac werd in zijn functie als voorzitter opgevolgd door Henk Laarakkers.


Een koor zonder naam

Beste mensen van ÉgeWies,

Het is me toch wat... Je leeft je muzikale leven in 2005 en niemand die je ooit een naam heeft gegeven.
Dat was in 1950 ook al het geval met het Orkest Zonder Naam. Kennen we die melodietjes nog? Dat deuntje van O Heideroosje? Het Lentekind?
En de Band Zonder Naam die kortweg als BZN in 1966 aan een veertigjarig succesvol muzikaal leven begon? Met Jan Keijzer en Carola. Ik heb ze ooit mogen kussen! Echt waar! Carola dan, bedoel ik. Jan niet! Zou in 2020 niet meer kunnen met Freule Corona en Carola. Je zou je eens vergissen tussen die twee.
En Mary? Mary Servaes, de Koningin van het Levenslied, die jarenlang als Zangeres Zonder Naam toch de landsgrenzen mocht oversteken: ‘Ik ben naar Mexico gekomen, het land van liefde en van zon.’ De freule heeft in 2020 de zon laten schijnen, maar de liefde onder de sombrero gedoofd.
En nu dan in 2005 hebben we een Koor Zonder Naam. Opgericht op donderdag 27 oktober in de raadszaal van het voormalige Wanroijse gemeentehuis.
Maar zal Freule Corona in 2020 de vijftiende muzikale verjaardag van het koor misschien in gevaar kunnen brengen?

Het zou echter gauw gaan veranderen, dat van die naam zonder naam. Heel gauw! Daar zorgde de nog ongekozen voorzitter Jac wel voor.

Na een week of vier repeteren – we begonnen op donderdag 10 november – toen Tien Wientjens als eerste nieuwe lid het ledenbestand boven de vijftien bracht en Sierra Madre zo verduveld mooi begon te klinken, toen gebeurde het.
Bijna-voorzitter Jac had een naam bedacht voor het Koor Zonder Naam. Het mocht volgens hem niet gebeuren dat het Orkest, de Band en de Zangeres er nog een anonieme opvolger bijkregen met de naam Koor Zonder Naam. Daar klonk het Sierra Madre na die vier repetities al veel te mooi voor.
Jac presenteerde zijn gedachtenspinsels, na zijn verkiezing tot voorzitter in december, door een wollig ontwerp – zíjn ontwerp – van de voorkant van de nog aan te schaffen liedjesmap aan de leden te tonen.
De schok was groot, minder wollig en niet erg muzikaal: ‘Wan-Klank’. Het spinsel was een vervaarlijk muziekweb.
Nee, we konden er niet mee leven. Daar klonk ons tweestemmige Sierra toch echt veel te mooi voor.
Natuurlijk begrepen we – toen Jac het ons vertelde – dat het eerste deel, vóór de Klank, stond voor Wanroij. Maar toch…
De klank van ons koor had absoluut niets met ‘wan’ van doen.

We mochten – zeg maar ‘moesten’ – van ’t Raadhuis de eerste repetities namelijk niet in de raadszaal houden. Nee, we ‘mochten’ in de kelder repeteren! Gewoon wat stapels stoelen wegschuiven, een tafel in de hoek duwen, een stel dozen en kratten met glazen en viltjes erop en dan ‘hop met de geit’: laat Sierra met zijn eenzaam zwevende witte condor maar komen!
Want die kelder had wél een voordeel: onze zang werd volmaakt gemixt met een kelderrijke echo. In stereo van twee kanten klonk het tegen de traptreden op! En het klonk zonder ook maar enige vorm van ‘wan’ als muziek in onze oren en in die van de condor.
De voorzitter werd heel netjes duidelijk gemaakt dat Sierra wél, maar ‘Wan-Klank’ níet klinkt. En dat werd hem te verstaan gegeven op een ongeëvenaarde manier: We zeiden immers géén van allen iets…. Geen woord! Er was geen wanklank te horen! Alleen onze gezichten verraadden meer dan genoeg.

Enkele weken later mochten de leden ook met hun gedachten wat wol gaan spinnen. Een nieuw voorstel van de voorzitter. Uit de inzendingen zou een naam met meerderheid van stemmen gekozen gaan worden.
Een heel eigenwijs besluit van het bestuur! En van de voorzitter!
En inzendingen kwamen er! Vanuit de nog geen twintig leden werden er spinsels als naambordjes aan de muur gehangen. Waarschijnlijk als een wraakactie op de ‘Wan-Klank’ dat zich nog steeds met grote rode letters, enkele muzieknoten en de afbeelding van een accordeonnetje op de voorgestelde voorkant van de muziekmap aan diezelfde figuurlijke muur hing.
Het einde van het Koor Zonder Naam was met het aantal naam ideeën in zicht. Geen orkest, band of zangeres kon dit voorkomen.

Marietje en Frits Thijssen waren allebei al lid vanaf ‘In den beginne…’. En ’s morgens en ’s avonds werden meerdere namen door beiden over hun keukentafel naar elkaar heen en weer geslingerd.
Op een zeker moment liet Marietje duidelijk een voorkeur horen: ‘Eigenwijs’. De achterliggende mening mag bij iedereen duidelijk zijn: Het Koor Zonder Wan-Klank zingt een geheel eigen wijsje. Een melodie.
Maar het koor was ook een Brabants koor, een Wanroijs koor zelfs. En het zou heel zeker wel eens in het eigen dialect gaan zingen. Dat vertelde immers Mannie bij monde van de muzikale leider.
Moest het ‘Eigenwijs’ dan niet in het Wanroijs als ‘Egewies’ vertaald gaan worden?
Het resultaat van al het heen en weer geslinger over de keukentafel van Marietje en Frits was dat zowel ‘Eigenwijs’ als ‘Egewies’, samen met nog een paar andere voorstellen van de overige van nog geen twintig leden in stemming gebracht werden.

Het werd uiteindelijk géén ‘Wan-Klank’, géén ‘Zuuver’, géén ‘WanRooi’, géén …
Het doet er ook niet toe welke naam het koor niet kreeg. Het is alleen maar belangrijk dat er getrakteerd kon worden op beschuit met muisjes en dat het muzikale kindje uiteindelijk de naam ‘Egewies’ mocht dragen. Iedereen was het over die uitslag eens en ook voorzitter Jac liet geen enkele wanklank meer horen.
En op de vraag wie nou eigenlijk de bedenker was van die naam, waren zowel Frits als Marietje het ook met elkaar eens: “Elk kind dat na de geboorte met beschuit met blauwe of rose muisjes gevierd wordt, heeft twéé ouders. Zo óók met ‘Egewies’!”
Vanaf die dag in het nog jonge jaar 2006 mochten Marietje en Frits de geschiedenisboeken laten herschrijven en zich allebei laten vernoemen tot de meest eigenwijze ‘Egewiezer’ uit de historie der Lage Landen!

Nog steeds geen enkele wanklank, bij niemand!
Maar toch; de voorzitter roerde zich een beetje. En ook de muzikaal leider zat niet meer rustig op zijn stoel in de raadszaal. De beschuit had toch wat gekruimeld…
Hoe kun je dat woord nou schrijven zodat het ook voor iedereen duidelijk is hoe de naam ‘Egewies’ moet worden uitgesproken?
En dat iedereen ook de betekenis van de naam begrijpt?
En dat het geschreven is in het Brabantse dialect van Wanroij?
Moet er niet ergens een streepje boven een letter verschijnen?
Dat doen die Franse koren en alle mensen uit Frankrijk toch ook zo vaak…

In 1999 – het was wel in de vorige eeuw, maar toch nog maar zes, zeven jaar geleden – maakten professionele taalkundigen en dialectologen van universiteiten in Leuven, Brussel en Nijmegen zich druk over het feit dat dialecten langzaam gingen veranderen en zelfs verdwijnen.
Zij ontwikkelden een manier om álle Brabantse dialecten te kunnen schrijven, maar waarmee je ook kon laten zien hoe dat dialect moest klinken. Zowel de Brabantse dialecten in ons land als de Brabantse in België. Daar vinden we immers ook een provincie met de naam ‘Brabant’. (De geschiedenisboeken verhalen overigens niet of deze naam ook twee bedenkers en beschuit met muisjes opgeleverd heeft…)
De zogenaamde ‘referentiespelling’ werd in dat jaar vóór de eeuwwisseling vastgelegd in het 80 pagina’s tellende boekje ‘Hoe schrijf ik mijn dialect?’
Nu hebben we geen 80 pagina’s en zeker geen professionele taalkundigen en dialectologen nodig om de naam ‘Egewies’ te schrijven.
Je schrijft het namelijk niet alsof het een Frans woord is, met een [È] en een streepje, alsof er van boven iets op je hoofd gegooid wordt. Frans kan dan wel ‘egewies’ zijn, maar ‘Egewies’ is geen Frans!
Je schrijft het wél met [É] en een streepje dat naar boven wijst, alsof de dirigent met zijn baton – zo heet zo’n dirigeerstok – zwaait en zegt: ‘Zo moet het!’

En waaróm schrijven we ‘Égewies’ zo?
Dat heeft twee redenen: omdat het helemaal niks met Frans te maken heeft en omdat het op pagina 14 staat van dat boekje uit de vorige eeuw van zes, zeven jaar oud! Kijk maar na:
“Als de klank van één of twee letters net zo klinken als de letter [E] in het Nederlandse woord [bed] of net als in het Duitse woord [Mensch], dan schrijven we die klank met de letter [É].”
En dat gaat Frans dus niet veranderen! Punt uit!

En waaróm schrijven we ‘ÉgeWies’ dan met twee hoofdletters?
Dat heeft ook twee redenen: omdat een naam voor iets of iemand heel voornaam is en dus altijd met een hoofdletter geschreven wordt en omdat we met de naam ook willen zeggen dat ons koor een eigen wijs, een eigen melodie zingt.

En waarom tot slot schrijven we ‘ÉgeWies’ aan elkaar en niet als twee woorden apart?
Dat heeft maar één reden, maar die is dan ook héél belangrijk: omdat iedereen een naam mag bedenken en mag schrijven zoals hij dat zelf wil! En wij van ‘ÉgeWies’ zijn zo eigenwijs: het is ‘Gezelligheidskoor ÉgeWies’.

‘Lót ons mar us gon leeze’ – ook op pagina 13 en 14 van dat boekje – over onze eerste optredens!
Ook dát was me toch wat…

Tot wèrus!

Peter