Ons allereerste optreden was in 2006 in Volkel.
Het allereerste Wanroijse optreden van Gezelligheidskoor ÉgeWies was ook in 2006 op het terrasje van 't Raadhuis.
In dit Grand Café, in de voormalige raadszaal van het vroegere gemeentehuis, was toen ook onze repetitieruimte gevestigd.
In de maandagmail hieronder wordt duidelijk waarom ik niet als muzikaal leider op deze middag aanwezig kon zijn. Jammer! (Maar helaas...)
De dirigent van gastkoor 'De Straetlappen' uit Mill werd gevraagd om ÉgeWies te leiden en deed dat ook met verve.
Op de voorgrond zien we onze toenmalige accordeonist Johan van der Linden met daarachter voorzitter Jac Tillemans.
Beste zangers, zangeressen en muzikanten van ÉgeWies,
Kijk, dat leest toch wel even wat anders dan het ‘Beste mensen van Égewies’, waarmee mijn andere maandagmails zo vaak beginnen.
Dat moet nu ook wel, want vandaag ga ik jullie wat laten lezen over onze eerste optredens met dat nieuwe gezelligheidskoor, dat nog maar net de beschuit met muisjes naar binnen gekruimeld heeft.
Over dat nieuwe koor … Nu, in 2020, zou ik schrijven over ‘óns koor’. En omdat we gaan optreden moet ik schrijven over artiesten, over zangers en zangeressen en over muzikanten. Niet over het bestuur, maar over het management. Dus om vandaag te beginnen met ‘Beste mensen van….’ Nee, dat kan ik écht niet!
Dus nog één keer: Beste zangers, zangeressen en muzikanten van ÉgeWies.
Om je voor te bereiden op een optreden wil je natuurlijk meer dan één liedje op je repertoire hebben staan. Sierra Madre alleen is niet genoeg en het is ook nog maar de vraag of de rijke echo, die vanuit de raadskelder tegen de traptreden opklom, ook tijdens een optreden in staat is om het zo lekker wollig te laten klinken.
In de eerste maanden van ons eerste levensjaar werden er dus zomaar een vijftiental liedjes in onze repertoiremap (zonder wanklank!) bijgeschreven. Het waren vooral de liedjes die toen door veel smartlappenkoren tijdens de gelijknamige festivals zo vaak gezongen werden.
Hoewel… Tijdens ons álleréérste optreden mochten we al een liedje zingen met een zelf aangepaste tekst op een melodie van een komisch duo van drie mannen, Kiele Kiele, uit Helmond: ‘Um dekker zo van haaw…’
Dat allereerste optreden was ook aan de overkant van de Middenpeelweg, in Volkel.
Daar waren we door Marie-Christien Verstraten uitgenodigd om mee te doen aan een liederentafel, die gepresenteerd werd door Marie-Christien zelf. De tafel werd groot genoeg beloofd, dus besloot het managementteam van ÉgeWies om voor de eerste keer te gaan zingen buiten de vertrouwde raadskelder.
Natuurlijk zong ook de Volkelse onderwijzeres-zangeres uit haar eigen repertoire en uit dat van collega-zangers van Brabantse liedjes.
Wij mochten ook uit ons eigen repertoire gaan zingen: heel égewies een totaal van acht liedjes; vier vóór en vier ná de pauze.
De baas van ons management, Jac, glom van trots, want we zongen enkele liedjes die we op zijn voorspraak hadden ingestudeerd: ‘Meisje ik ben een zeeman’, ‘Hoor je het ruisen der golven’, ‘Middellandse Zee’ en de daarbij behorende ‘t Was aan de Costa del Sol’. Maar ook ‘Van den hoeksteen’ van Gerard van Maasakkers, ‘Huilen is voor jou te laat’ van Corrie. Het laat zich raden wie ons op dat idee bracht. Nee, ik laat er jullie maar niet naar gissen. Ik zeg het gewoon: Dilia natuurlijk; ja hoor, toen al!
Maar ook de Witte Condor van Sierra Madre lieten we vanaf de startbaan naast de Starfighters over Volkel heenvliegen, terwijl de wollige kelderecho door de geluidsinstallatie met behulp van ene Wim Vloet werd nagebootst.
En als klap op de vuurpijl zongen we dus de door ons gemaakte Volkelse versie van het genoemde ‘Um dekker zo van haaw’.
De op maat gemaakte tekst van Kiele Kiele wil ik de lezer voor deze ene keer niet onthouden. Hij werd immers ook aan alle aanwezigen op papier uitgereikt. Met dank aan het management!
Um dekker zo van haaw
Refrein:
Umdekkerzovanhaaw, umdekkerzovanhaaw
krieg ik ut zo verrekkes kaaw, as ik nie in Volkel ben.
Als ik er ‘ne kèèr ons durrup verlaot,
krieg ik ut bij de meule al gaauw veul te kwaod,
dan ben ik bekant, tot gèn bal meer in staot,
umdekkerzovanhaaw. (+ refrein)
Vakantie is fijn, mar vur mij hoeft dè nie,
want as ik het Hemelrijk driej wèèke nie zie,
dan krieg ik zo’n heimwee, un durp-uit-fobie,
umdekkerzovanhaaw. (+ refrein)
Het vliegveld dè ge hier bij ons durp nou vindt,
gèn mens die ut snapt, dè dien herrie mij bindt,
gelijk hedde wel, maar de liefde makt blind,
umdekkerzovanhaaw. (+ refrein)
Ik ken unne mens uit Úuje die zeij
dè gij daor wilt wonen, un stom waanidee,
wie ut wel kenne snappe, die zinge maar mee,
umdekkerzovanhaaw.
Umdekkerzovanhaaw, umdekkerzovanhaaw,
krieg ik ut zo verrekkes kaaw, as ik nie in Volkel bin.
Umdekkerzovanhaaw!
Heel Volkel was in tranen; zo mooi! Nou, in elk geval degenen die in de zaal aanwezig waren en eigenlijk alleen voor hun Marie-Christien kwamen.
En ook Wim Vloet! Wim, onze spontane adviseur. En Wim zijn muzikale gehoor was prima, want hij belde kort daarna op en vertelde dat het koor, maar ook Johan van der Linden uit …
Tja, waar kwam Johan ook alweer vandaan…? Iemand had hem ooit zijn accordeon zien in- en uitvouwen en toen kwam er muziek uit. En daarom kwam Johan de gitaar van de muzikaal leider ondersteunen. Zo werd het toen beloofd!
Nou, en dat had Wim dus heel goed gehoord: Johan, de muzikaal leider en het hele koor konden er nog wel een extra accordeonnetje bij gebruiken.
En daar zou Wim dan op gaan spelen en dan mochten we meteen gebruik maken van zijn voorraad aan elektronica als versterker, microfoons en geluidsboxen. En zo werd dat ook beloofd!
Maar béloven is toch echt iets anders dan géloven. Het werd immers niet ons allergrootste succes, maar vooruit, we deden het ermee.
In ons eerste levensjaar 2006 gaf het jaartal ons ook het aantal optredens aan: zes keer mochten we ergens voor het voetlicht verschijnen. En alle zes optredens hadden een ander karakter. We zouden ervaring gaan opdoen!
Na onze luchtshow met de condor in Volkel hielden we anderhalve maand later onze eerste ÉgeWiesdag buiten op het terras van ’t Raadhuis.
Daarna mochten we ons opgepoetst en wel laten horen op het huwelijksfeest van Jacqueline Schel, onze secretaresse en waarvan we dachten dat ze alleen met ÉgeWies zou trouwen. Niet dus!
Het werd haar Henk op die vrijdag in augustus. Maar haar relatie met ÉgeWies bleef: niet ge-, maar vértrouwd. We zouden het nu een driehoeksrelatie kunnen noemen.
In oktober mochten we in één programma staan met de andere Wanroijse koren: een korendag in ’t Wapen van Wanroij en later zelfs nog een oude mensen optreden in ’t Atrium voor de bewoners van verzorgingshuis De Lookant. Dat was genieten geblaz…. gezongen!
In december tot slot hoorden we van een carnavalsreceptie voor de pas gekozen ouderenprins. We kregen een uitnodiging om ook daar te komen zingen voor Prins Henk, de pas gekozen ouderenprins van ’t Paddenriek, maar ook melodieus zingend lid van ons koor ÉgeWies! Zowel de Prins als zijn zingende onderdanen waren trots.
En gaat nu het jaar 2006 met het bovenstaande verhaal de ÉgeWieze geschiedenis in?
Was dit het complete verhaal van ons eerste levensjaar?
Het antwoord is eenvoudig: ‘Ja!’, maar ook moeilijk: ‘Bijna!’.
Natuurlijk waren er de nodige beslommeringen en aandachtspunten: de muzikale begeleiding van accordeonnen, de kleding met het sjaaltje, het Huishoudelijk Reglement van commissies, dat vanaf september ons liet lezen over zaken, waaraan we ons vaak niet zouden gaan houden.
Het gaf allemaal wel eens wat vragen, waarop nooit het enige juiste antwoord gegeven kon worden.
Maar wél het vermelden waard is de dag waarop de muzikaal leider – deze benaming gebruikte voorzitter Jac om mijn rol binnen ÉgeWies te omschrijven – voor de eerste keer een muzikaal lijder werd…
En daarvoor moeten we even terug naar ons tweede optreden van dat jaar 2006: onze eigen en eerste ÉgeWies dag, die we buiten op het terras van ’t Raadhuis zouden gaan houden.
Het was zondag 25 juni.
Ons eerste optreden voor eigen volk! We hadden het allemaal prima voor elkaar op het terras en in de tuin van ’t Raadhuis.
Het gastkoor, De Straetlappen uit Mill, zou ongetwijfeld op tijd aanwezig zijn. Zij waren ervaringsdeskundig in het zingen van smartlappen, want het koor bracht immers de respectabele leeftijd van twee jaar op de stenen planken van het terras. ÉgeWies daarentegen zou moeten omgaan met de stressende stenen plankenkoorts.
Voor mij als muzikaal leider begon het lijden al heel vroeg op die zondagse morgen. Heel erg vroeg; het was nog donker en er zou zeker nog geen publiek en ook geen Straetlap bij het terrasje staan te wachten.
Het was absoluut géén spanning van dat veel te vroege ontwaken. Géén stress. Géén slaap. Niets van dat alles!
Het was een plotseling op hol geslagen hart. Onschuldig, dat wel, maar dat wist ik toen nog niet. Het hart galoppeerde gewoon te hard… En dat bleef duren en duren alsof ik bezig was de hele vierdaagse al rennend in één dag uit te hollen.
Toch maar even de huisartsenpost bij het Maasziekenhuis in Boxmeer bezocht, waar een knap nachtzustertje me al heel snel gecontroleerd naar bed stuurde. Met een niet te tellen aantal kabeltjes en plakkertjes begon de monitor naast mijn bed de vierdaagse hardloopwedstrijd in beeld te brengen.
Een paar uurtjes later – het was nog steeds vroeg in de ochtend – wist het ÉgeWieze management alles van de muzikaal lijder en van zijn hard rennend hart.
En hoe hard er ook gerend werd die hele zondagse voormiddag van die 25ste juni, het optreden voor eigen publiek zou niet op tijd gehaald gaan worden.
Goede raad was niet duur! Het ÉgeWieze managementteam wist haar zangers, zangeressen en accordeonale muzikanten na het middaguur te melden dat niet ík de muzikaal lijder was, maar dat mijn rol door de dirigent van de Straetlappen overgenomen zou worden. En daarmee kon ÉgeWies het doen tijdens haar eerste optreden voor eigen publiek! Basta!
Ik was geen lijder meer. Ik was weer gewoon leider, met de [ei] van kip. Het hart was eindelijk uitgehold en volgens de arts was alles erg vervelend geweest, maar ook heel onschuldig.
Ik mocht hem en het inmiddels ook knappe dagzustertje bedanken voor de goede zorgen en daarna het bed en ziekenhuis verlaten.
Het was bijna half vier in de middag toen de auto mij langs het terras van ’t Raadhuis naar huis voerde.
Met een glimlach keek ik tevreden door het omlaag gedraaide raam naar de Straetlappende lijder en het uit volle borst zingende ÉgeWies. Enkele handjes werden al met stralend zingende gezichten omhoog gestoken.
Trots en uitgerust kwam ik thuis!
Fijne week en tot wèrus!
Peter