Na zes weken vakantie werd het weer eens tijd om een volgende maandagmail te schrijven.
Allerlei herinneringen komen vaak bovendrijven, bijvoorbeeld na een toevallige ontmoeting, na het zien van een bepaalde plek, een voorwerp of na een herkenning van iets van vroeger.
Met mij is dat niet anders.
Dat de maandagmail van deze week eindigt zoals hieronder beschreven, dat komt eigenlijk - zoals zo vaak - door een toevalligheid.
Zoals zoveel gebeurtenissen die door een toevalligheid gewoon gebeuren en heel vaak een richting geven aan de rest van je leven.
Als je hierover gaat nadenken dan is dat reden genoeg voor je hersenen om allerlei kronkels te gaan maken. Hersenspinsels, die je de vraag stellen: 'Hoe zou het zijn gelopen áls dit... of áls dat...?
En alle toeval in het verhaal dat ik hieronder beschreven heb, is opgeborreld na het zien van een beeldje uit Mexico. Een heel mooi beeldje; een Mariabeeldje!
Maar om nu ene Chris bassist de aanleiding toe te schrijven voor de inhoud van het verhaal hieronder, dat gaat wel een beetje ver.
Hoewel... Het spinnen van mijn garen is toch in Boekel begonnen!
Beste mensen van ÉgeWies,
Het is aan ieder begin van elke week nog steeds maandag.
Zes weken geleden ben ik gestopt met het wekelijks versturen van een maandagmail. Niet omdat ik geen onderwerpen meer wist. Nee, die ontstaan gewoon al schrijvende, zoals ook nu.
Het is ook niet omdat ik er geen zin meer in had. O nee, want de zin komt bij mij vaak vanzelf als ik eraan begin, want anders begin ik er gewoon niet aan.
De reden voor het stoppen was veel eenvoudiger: het zit bij mij ingebrand in mijn biologische klok!
Sinds mijn vijfde verjaardag al moest ik wennen aan een zomervakantie die zes weken duurt. Dat begon bij mij op de ‘bewaarschool’. Later noemden ze dat kleuterschool en tegenwoordig groep 1 of 2. Na mijn schooltijd gingen die zes weken vanwege mijn werk ook gewoon door. En nu als pensionado kan ik nog steeds niet stoppen met mijn biologische natuurbrand. Ik moet dus nog steeds zes weken vakantie opnemen, ook al zit ik thuis mijn vrije corona tijd te verdoen met vaak veel te weinig nuttige dingen, zoals het schrijven van zin en onzin in maandagmails.
En deze zes weken van ingebrande vrije tijd zijn nu voorbij en mijn biologisch kalenderklokje stuurt mij om weer eens iets te schrijven omdat ik er zin in heb.
In deze onzekere tijden, waarin Freule Corona wel een dagje ouder werd maar nauwelijks minder heksenstreken uithaalt, zingt ÉgeWies nog steeds geluidloze stemmen in mijn hoofd. En dat hoofd wil weer eens aan de gang. Het zegt dat we de freule maar eens op een bezemsteel moeten zetten en als een Mary Poppins tegen het licht van de maan naar de eeuwigheid moeten lanceren. Maar helaas, (nog) niks van dat alles.
Dus ben ik maar weer voor de computer gaan zitten op een moment in het weekend dat er weer onderwerpen komen bovendrijven. Gewoon en met als enige doel om ÉgeWies van zich ‘te loate heure’. Om de sterke betrokkenheid en verbondenheid in stand te houden. Omdat dit mij best wel nuttig lijkt. Niet méér, maar zeker ook niet veel minder!
Na ons anderhalve meter samenzijn op die maandag van 20 juli kriebelde het geweldig bij mij. En de kriebel kriebelde door mijn hoofd als de kelderrijke echo van Sierra Madre, die destijds tegen de traptreden vanuit de raadskelder van het voormalige gemeentehuis galmend omhoog klom.
(Denk je nu dat ik door de voorbije zomerse hittegolf wartaal neerschrijf? Lees dan nog eens mijn 15de maandagmail van 22 juni. Verdwenen in de digitale prullenbak? Geen probleem hoor; ik kom er direct nog op terug!)
Het was beregezellig op die 20ste juli, vlak voor mijn maandagse zomerreces van de zes ingebrande weken. Gewoon om jullie weer eens te zien en ook te horen. Echt wel!
Nou ja, of beter gezegd, nou nee: het horen was minder. Veel minder! Maar dat lag niet aan jullie en dat lag ook niet aan mij. Het lag aan die traplopende echo, die waarschijnlijk in 2005 al ontsnapt is uit de raadskelder en nu door die heks van een Corona losgelaten werd in de grote zaal van ’t Wapen van Wanroij. Gewoon om het ons moeilijk te maken. Dat loeder!
Jammer dat de waardevolle gesprekjes met elkaar op die maandagavond zo’n kaatsend rumoer maakten. En om het rumoer te overstemmen gingen wij op onze beurt weer gewoon wat harder praten…
Ik hoop niet dat dit een voorbode is van wat ons te wachten staat als we straks of binnenkort weer beginnen met de anderhalve meter corona vrije repetities.
Overigens: Wat zou dat laatste mooi zijn; wat kijk ik daarnaar uit! Eerlijk!
Maar ondanks het terugkaatsende rumoer heb ik genoten van die maandagavond. Prachtig dat iemand op dat idee kwam om zo'n bijeenkomst met ÉgeWies te houden. Ik heb haar daarvoor al een corona vrij kusje gegeven…
Een paar dagen na onze samenkomst in ’t Wapen zijn Maria en ik met de gitaar op vakantie gegaan. In elf dagen van mijn ingebrande zes weken uit en thuis naar ‘ons’ Pitztal in Oostenrijk. Al 46 jaar lang kunnen we geen andere bestemming bedenken.
Maar wat voor ons belangrijker was: het Oostenrijkse RIVM gaf ons in het Duits de ‘Sicherheit’ dat er geen enkele corona besmetting in het veertig kilometer lange en doodlopende dal geregistreerd was. Een heerlijk gevoel! We hebben er maar een paar op gedronken en ook een stel op gezongen. Ouderwets en égewies gezellig!
Weer thuis was het daarna veertien dagen wat minder… Wat heet minder? Ja, heet was het! Een hittegolf als geen ander! Maar goed dat het veel besproken corona bier bij Jan Linders en Albert Heijn regelmatig tegen dumpprijzen verkocht wordt. Dat hebben Jan en Albert en dat loeder geweten… Ja, ik lees nog steeds de reclamebladen van Z tot A!
Afgelopen week ben ik begonnen met het nóg eens lezen van al die maandagmails van afgelopen maanden.
Snotver*****! Ik heb daardoor mijn hele puberteit voor de tweede keer beleefd. Wat een ‘teit’… Van de Liesselse met de Franse slag gemaakte françaises tot aan de Bosse zoektocht met Gerrit voorop. En toen dacht ik afgelopen week: Ik moet dat allemaal maar eens bewaren om ooit nóg een keer van mijn puberstreken te kunnen genieten. ‘Teit’ zat, en ik ben dus weer voor de computer gaan zitten.
Alle maandagmails vanaf 16 maart, inclusief deze van vandaag, heb ik toevertrouwd aan mijn website. Ik heb zelfs bij elke mail nog een passende foto gezocht en ‘hop met de geit’.
Dus als je nou inderdaad wilt weten of ik hiervóór wartaal geschreven heb, dan kun je nog even die 15de maandagmail van 22 juni zomaar nalezen op www.petervanhout.nl onder het kopje ‘Van de pen’. Na een paar keer drukken op de digitale muis zijn mijn streken nu wereldwijd te lezen. Want als ik daar zelf niet voor zorg, dan doet Facebook of Google dat wel, heb ik op internet gelezen. Overtuig je er overigens wel dat je niet op een biologische muis drukt…
Maar wat een tijd was dat, die puberteit…
Ik moest er vorige week weer even aan terugdenken en heb er zelfs een foto van gemaakt! En dat lag aan Maria! Nee, niet aan mijn Maria en ook niet aan onze Maria Accordeona. Nee, het lag aan pastoors Maria! Die van de kapellen, de beeldjes en de kaarsjes.
Het zoeken en bezoeken van Mariakapellen is al jaren een kleine hobby van me. En dat heeft zo zijn reden, een aanleiding, maar die is nu even minder belangrijk.
Het gevolg is interessanter, want ik zag een paar maanden geleden bij Chris (je weet wel, die van de basgitaar) een M&M: een Mexicaans Mariabeeld. Prachtig! Hij had het aan de buitenmuur van zijn huis in Boekel opgehangen. En toen dacht ik: Hé, dat is mooi! Heel mooi! Een Mariathuiskapelletje aan de muur!
En dat bracht me op het idee (met dank aan Chris bassist) om ook zoiets te gaan verzinnen. Wij hebben thuis immers ook een muur. Niet vanwege een reisje naar Mexico of zo. Echt niet!
Of wél echt, want Maria en ik gingen naar Echt. Echt waar! Echt in Limburg, een eind onder Roermond. En daar vonden we (zonder hulp dit keer van ene Gerrit) een Maria. Eentje van hard beton om aan onze muur te hangen. En om een kaarsje ervoor te laten branden. Waarom ook niet?
En toen ik Maria Beton in Echt op de achterbank van de auto in de gordels knoopte, toen moest ik dus weer aan mijn puberteit denken. Ik dacht, dát wil ik nog een keer zien!
Eind jaren zestig van de vorige eeuw
Ik was een jaar of zestien en ik fietste op mijn nieuwe racefiets met Gerrit (ja hoor, alweer hij!) naar het zuiden van Limburg om daar een rondje Mergellandroute te gaan doen.
Via Deurne, Liessel, Neerkant, Meijel, Heibloem, Roggel, Heijthuijsen, Baexem en verder naar Grathem. Maar vóór we Grathem bereikten was de nood op een kokend hoogtepunt. Stoppen bij een stevige boom in de berm, dat was veilig genoeg. Het woord ‘wildplassen’ was toen immers nog niet uitgevonden, laat staan dat er boetes voor uitgedeeld werden. Maar wellicht wèl voor wat ik daarna deed!
Die daad uit nood aan de achterkant van die boom moest geschiedenis gaan schrijven, vonden wij toen. En die geschiedenis schreven wij met een klein zakmes. Wij kerfden de letters van onze voor- en achternamen in de bast van ‘onze’ wilde plasboom: PvH en GF. Na het achterlaten van deze tatoeage en de kokende nood fietsten we verder: Grathem, Wessem, Maasbracht, Echt (ja echt)… richting Mergelland.
Een paar jaar nadien, in 1973 en nog maar pas verliefd op ‘mijn’ verovering in Dancing Bos, bezocht ik die achtste boom aan de rechterkant van de Baexemerweg nog een keer tijdens een dagje uit met Maria en ook haar Bosse vriendin Truus. Ook hún naamletters werden met risico van een bekeuring in onze wildplasboom gekrast: MK en TF.
En afgelopen week kwam ik daar weer eens terug, want dat wilde ik dus nog een keer bekijken. Echt! Met twee Maria’s, eentje naast mij en de ander in gegordeld op de achterbank, gingen we foto’s maken van de tatoeage in de bast van die achtste boom aan de rechterkant, halverwege tussen Baexem en Grathem.
Ga maar kijken! Daar! Ter plekke! Of kijk naar de foto op onze website bij de maandagmail van vandaag! De ingekerfde letters zijn nog goed te lezen. Alleen is onze wildplasboom, nu zo’n 50 jaar later, flink dikker en robuuster geworden.
Wij zelf ook…
Tot wèrus!
Peter