Saint-Marc-Sur_Seine
In 1972 maakte ik met mijn vriend Gerrit een fietstocht door België, Frankrijk en Zwitserland naar Italië. Vanaf de stad Turijn begonnen we aan de thuisreis, over en door de Alpen terug naar Frankrijk en vervolgens verder naar het noorden, terug naar huis.
In Bourgondië, iets ten noordwesten van de stad Dijon, kwamen we door het kleine plaatsje Saint-Marc-sur-Seine, waar we in een eveneens kleine kruidenierswinkel wat limonade gingen kopen om onze bidons te vullen en enkele koeken om te eten. Dergelijke lunches waren wij toen wel gewend!
In het winkeltje werden we geholpen door een alleraardigste verkoopster van naar schatting onze leeftijd.
Het vervolg op een onmogelijke teruggave van het statiegeld laat zich niet altijd raden. Maar om de waarheid in deze maandagmail te kunnen opschrijven was het wel nodig om bijna vijftig jaar later de zolder eens op te ruimen!
Beste mensen van ÉgeWies,
Afgelopen vrijdag kwam een zeer ‘gewaardeerd lid’ van ÉgeWies bij mij op bezoek.
Nee, het was níet dat gewaardeerde lid waarover ik in mijn laatste maandagmail schreef. Dat was immers ons lid dat zich afvroeg of ik vroeger een ‘rekel’ was.
Zelf meende ik afgelopen week nog dat ik nooit zo’n rekel geweest ben, maar nadat ik een aantal van mijn maandagmails nog eens opnieuw gelezen had, begon ik toch te twijfelen.
Ik heb vorige week geschreven dat ik alle leden van ons eenzame koor erg waardeer. Ik wil immers absoluut geen uitzonderingen maken. En dat is dan ook de reden waarom ik nu weer schrijf over dat ‘gewaardeerd lid’ van afgelopen vrijdag. (Nee, ik noem alweer geen namen!)
Vrijdagmorgen! Om half tien al.
Hij komt binnen (ja inderdaad, dit keer was ons lid een man!), maar rijdt vooraf wel even met zijn auto – het is een witte – een deuk in de taxus heg rondom onze voortuin. Op zich geen probleem, maar die heg was precies een week eerder al keurig geknipt voor zijn winterbeurt. Die extra autobeurt van afgelopen vrijdag was dus feitelijk onnodig.
Vervolgens komt ons gewaardeerd lid ondanks de coronatijd netjes achterom binnen. Gelukkig, ik waardeer Brabantse gewoontes net zo veel als leden van ÉgeWies. Ondanks de onzichtbare freule was dit ook geen probleem, hij was immers onze eerste gast van de dag en onze keuken is ook geen openbare ruimte. Dus hebben Maria en ik hem een hartelijke welkom gewenst! Goede morgen nog aan toe! Ga maar zitten aan de overkant van de tafel; die is 1,5 meter lang.
Daarna ging ik wel even gauw naar de deuk in de taxus kijken, maar echt, ook geen enkel probleem nee.
Nadat ik nog een beetje taxustak van het voorwiel van zijn witte Hyundai geschopt had en weer de keuken binnenkwam, zat het gewaardeerd lid allang en minder breed aan de koffie achter de tafel. En ook dát is wederom geen probleem, maar ik zie dan wél dat nog net het allerlaatste worstenbroodje wordt verorberd door het gewaardeerd lid. De rekel! Ik vroeg me even af of ik dat ook kon waarderen…
Gelukkig was het een worstenbroodje van onze plaatselijke bakker en dus niet één door mijzelf gemaakt exemplaar volgens mijn recept uit de maandagmail van 13 april. (Wat is dat alweer lang geleden hè?)
Onze penningmeester heeft afgelopen week zijn zolder opgeruimd. De winst voor mij was groot, zoals jullie weten. Het singeltje van ‘d’n Oelewapper’ uit 1977 was genoeg voor de lange inhoud van mijn laatste maandagmail.
En die inhoud was vervolgens weer voldoende voor de penningmeester om zijn tweede vondst op zijn zolder bij mij in de brievenbus te deponeren: een cd vol met in Brabants dialect gezongen Marialiedjes en gesproken Mariagedichten. Prachtig bij mijn verzameling Mariakapellen en nu hoef ik zelf ook geen gedichten meer te schrijven voor Maria…
Kortom: onze penningmeester heeft me naar alle tevredenheid voldoende euroloos uitbetaald. Dankjewel! Ik zal niet klagen als de contributie omhoog zal gaan!
En ook al was het opruimen van zijn zolder in opdracht van zijn maRia, het heeft wel kopieergedrag opgeleverd: ik ben afgelopen week óók gaan zolder-opruimen! En niet in opdracht van, maar geheel uit vrij wil. En ik vond vanalles!
Ik ben op zoek gegaan naar dat vanalles wat ik in mijn leven ooit verzameld heb of nu nog steeds verzamel. Mijn hemel! Je vindt veel meer dan wat je ooit weggestopt hebt. Veel meer dan alleen die Mariakapellen die ik nu verzamel op mijn website.
(Waarom zou ik overigens een Mariakapel op mijn zolder gaan zoeken?? Die vinden we immers alleen in dat Amsterdams museum van ’Ons Lieve Heer op Solder’.)
Ik vond wél een schrift met zo’n viltige blauwe kaft van vroeger.
Ooit heb ik daarin alle plaatsnamen in alfabetische volgorde opgeschreven, waarin ik ooit per fiets geweest ben. Zelfs het plaatsje Saint-Marc-sur-Seine stond erbij… Ergens Bourgondisch ver weg in Frankrijk.
Ik vond een plakboek met tientallen ingeplakte foto’s van wielrenners van vóór en na de oorlog. Zo’n dunne papieren plaatjes die verpakt werden bij een niet te kauwen roze kauwgum.
Van dezelfde serie ook nog bladzijden volgeplakt met foto’s van schepen. Van oceaanstomers tot kano’s… En ik heb eigenlijk helemaal niks met schipperen, maar toch bladzijden vol foto’s.
Ik vond twee dozen, flinke dozen, vol oude en gebruikte wegenkaarten. Ze hebben me ooit de weg gewezen, alle keren dat ik verder dan vijftien fietsminuten van huis was. Met die vondst was ik heel blij, want ik kon meteen even opzoeken waar Saint-Marc-sur-Seine ook alweer lag. Ja hoor, volgens de Michelin atlas, ook al is die een halve eeuw oud, ligt het in Bourgondië in Frankrijk.
Ik vond een blikje met drie stuivers; van vóór de euro. Drie stuivers in een blikje dat ik ooit eens bijna vol gespaard had.
Een herinnering over deze verzameling kwam met het blikje weer bij mij naar boven. Boven op onze zolder. En een advies: ga nooit stuivers sparen!
Er zijn immers genoeg redenen voor:
1- sinds de euro hebben ze geen waarde meer;
2- je krijgt ze niet bij een pakje niet te kauwen kauwgum en je kunt ze ook niet inplakken zoals plaatjes van wielrenners en schepen; en
3- (de belangrijkste) als je getrouwd bent raakt het blikje toch nóóit vol…
De zolder liet me afgelopen week zien dat mijn verzamelwoede groot was.
Speldjes! Wie verzamelde er vroeger géén speldjes? Ik vond er nog eentje, een bijna zilveren, van vogelpark Animali in Eindhoven. Heel lang geleden daar ooit gekocht voor een stel stuivers, waarschijnlijk afkomstig uit dat blikje.
En dan mijn boeken van Toon Kortooms, de humoristische schrijver van romans uit de Brabantse Peel.
Mijn verzameling van de turf etende kinderen Heintje en Matje Beekman, hun buurjongen Hendrik van Ham en de befaamde dokter die bijna in zijn gelijknamige film ‘verzopen’ is, heb ik bijna compleet. Nog regelmatig laat ik hem de keuken in schuiven, terwijl ik zelf in kringloopwinkels tussen het zwarte goud loop te zoeken naar ontbrekend turfstrooisel van Peelse Toon.
Terug van Toons keuken naar Peters zolder!
Tijdens mijn zoektocht op een toch wel opgeruimde zolder vond ik boeken over bier! Folders over bier! Naslagwerken over bier! Bier hier en bier daar en ik vroeg me af waarom ik afgelopen maand ‘stoptober’ in de praktijk gebracht heb.
Twee ordners vol met insteekmappen en die op hun beurt weer vol gestoken met afgeweekte bieretiketten. Honderden! In warm water afgeweekte en gekrulde etiketten van flesjes die ik ooit door de jaren heen (bijna) allemaal leeg gedronken heb. Praat me nooit meer van ‘stoptober’…
En tussen alle etiketten, bierboeken- en folders vond ik het!
Ja hoor, een klein mapje met een ansichtkaart en een brief uit Saint-Marc-sur-Seine in Frankrijk.
De doos met landkaarten onthulde mij, dat dit piepkleine dorpje lag in de buurt van de Bourgondische mosterdstad Dijon.
De ansichtkaart en brief uit Saint-Marc-sur-Seine kwamen van Monique!
Monique Silvestre! Zo Frans als wat! Veel franser dan mijn voor de gek gehouden ‘Françaises’, waarmee ik ooit in Deurne uit de trein stapte en vloeiend Peellands gingen praten.
En ook veel franser dan Grace Delacroix, de naam van mijn klasgenootje uit de klas van meester Smeets.
Monique was ooit mijn vriendin! Dat dacht ik tenminste. Mijn Franse correspondentievriendin uit Saint-Marc-sur-Seine. Niet lang overigens, de Franse latrelatie hield niet lang stand. Hoogstens een paar weken en dat was nog korter geweest als de Franse post wat sneller was met het brengen en bezorgen van brieven met opgeplakte postzegels van koninginnen en presidenten.
Wie had er als opgeschoten jongen ook géén correspondentievriendin?? Allemaal toch? WhatsApp en Facebook en Instagram en zelfs e-mail moesten nog uitgevonden worden en ook had niet iedereen telefoon. Laat staan dat ik in het Frans een relatie zou moeten ‘latten’… Nee, corresponderen dat was het; dat was ín!
Ik heb Monique Silvestre ooit drie minuten gezien in het echt, meer niet, en toen wist ik het al: zij wordt mijn correspondentievriendin. Mijn acht voor Frans moest daar meer dan goed genoeg voor zijn!
Monique stond achter de toonbank van een piepklein kruidenierswinkeltje in Saint-Marc-sur-Seine. Een mooie meid van een jaar of 18, 19 of misschien zelfs 20. Net als wij, zeg maar! Ja hoor, ik was niet alleen. Gerrit, dezelfde als uit mijn eerdere maandagmails, was er ook weer eens bij.
Gerrit en ik waren bezig met de laatste dagen van onze fietsvakantie naar Italië en op de terugweg fietsten we door dat piepkleine dorpje aan de Seine, een paar minuten vóór het middaguur. Onze drinkbussen waren leeg, we waren dorstig en hongerig en we zagen de épicerie, de kruidenier, van Saint-Marc-sur-Seine.
De kruidenier vervulde wel heel erg lieftallig onze wensen: Monique zette twee literse flessen limonade en een stel met de Franse slag gevulde koeken op de toonbank.
Met een paar franken konden we alles van onze complete lunch van die dag, inclusief een halve frank statiegeld, in het Frans afrekenen.
Het trottoir vóór het winkeltje was net breed genoeg om ons een lunchplek te geven. We smulden van onze gevulde koeken, dronken wat limonade uit de flessen en schonken de rest in onze bidons op de fiets. En dat alles zonder woorden, zeker geen Franse, maar ik was wel met mijn gedachten bij die lieftallige kruidenierster, waarvan ik toen de naam niet eens wist.
Maar dat zou gauw veranderen, dacht ik, want ik ging de lege flessen terugbrengen. Statiegeld innen, want in de portemonnee van een student is de bodem altijd wel te zien.
De deur van de ‘épicerie’ was gesloten, de jaloezie was scheef omlaag getrokken en er liet zich geen enkele lieftalligheid meer zien, die op mijn kloppen wilde reageren.
Weg halve Franse frank!
Maar… studenten zijn altijd vindingrijk als hun hoofd op hol is gebracht! Bij mij in elk geval wel!
Met een pen uit mijn rugzak en op het papieren omhulsel van de gevulde koeken schreef ik met mijn acht voor mijn lang niet foutloos Frans, dat wij met de fiets uit Les Pays Bas kwamen en dat we zo’n beetje een Tour de France gefietst hadden (Fransen zijn immers allemaal wielerliefhebbers). En ik schreef dat het aardige meisje, dat ons de limonade en de koeken verkocht had, voor het statiegeld maar een postzegel moest kopen om mij een kaartje te sturen. Natuurlijk schreef ik wél foutloos mijn adres op het ‘koekerige’ briefje.
Ik rolde mijn best geschreven Franse brief ooit op een klein rolletje en stak het in de smalle opening van een lege limonadefles. De twee flessen zette ik vóór de gesloten deur in de zon en hoopte dat de lieftalligheid er niet over zou struikelen. Het trottoir was te smal om dan niet over de weg te rollen… Dat zou zonde zijn van ons statiegeld!
Gerrit zag het tafereel even hoofdschuddend aan en we reden weg. Verder! Terug naar de Pays Bas.
Een week na onze thuiskomst kreeg ik een ansichtkaart met een afbeelding van de hoofdstraat van Saint-Marc-sur-Seine. Inclusief het smalle trottoir en een getekend kruisje op de plek van het winkeltje, waarmee de lieftalligheid wilde zeggen: ‘Kijk, hier woon ik!’
De lieftalligheid schreef vervolgens op de achterkant dat ze Monique Silvestre heette, dat ze mijn reactie zo verrassend vond en dat ik maar iets moest terugschrijven.
En natuurlijk schreef ik. Alweer in het Frans! Ik voelde me de Bourgondische zonnekoning Lodewijk XIV.
En alweer kreeg ik een brief terug. De relatie in het Franse ‘latten’ tierde welig door mijn nog steeds op hol geslagen hoofd. Maar niet lang!
De paarden stonden eensklaps stokstil toen ik even later in haar brief las dat ze het ontzettend druk had met het werk in de winkel.
Dat ze daarnaast hard moest werken in het magazijn en niet altijd voldoende tijd had om te schrijven en dat kwam dan vooral om voor haar zoontje te kunnen zorgen…
Door de schok die ik kreeg brak Franse correspondentielat in twee stukken. Ik keek in mijn studentenportemonnee en zag toen teveel van de bodem om ooit nog een postzegel te kopen om een brief met de opgeplakte koningin naar Saint-Marc-sur-Seine te laten brengen!
Vele en vele jaren later zit ik met het kaartje in mijn handen op mijn zolder. Ik lees, ik kijk, ik denk… Wat levert een enkel uurtje op de zolder prachtige vondsten op, zo’n mooie herinneringen. Ik gun het iedereen! Ga voor jullie herinneringen gewoon de zolder eens opruimen…
Ik ben blij dat ik ze heb kunnen vastleggen in deze maandagmail om ook zelf nog eens na te kunnen lezen. Ooit zal ik dat weer doen, dat is zeker! Herinneringen van lang geleden.
Maar ik herinner me ook nog iets in mijn korte termijn geheugen van vorige week: Ik heb beloofd dat ik de stand van muziekzaken nog zou ‘trumpetteren’.
Over de ideeën van de hersenspinsels van Maria Accordeona en over wat we met die mooie tekst op dat égewieze lied zouden kunnen doen. Weten jullie nog?
Maar eerlijk, dat heb ik vandaag al bijna verteld… Maria heeft haar accordeon al laten spelen en ik heb het ‘voor altijd’ kunnen vastleggen. En ons ‘gewaardeerd lid’ uit het begin van deze maandagmail (van wie ik de naam echt niet ga zeggen), hij heeft zijn basgitaar afgelopen vrijdag laten klinken en ook dat ligt ook ‘voor altijd’ vast.
En volgende week zal ik ongetwijfeld nog meer nieuws over dit égewieze lied kunnen ‘trumpetteren’… Er gaat nog iets gebeuren, dat is zeker!
Net zoals gisterenmorgen!
Mijn mobieltje liet mij zomaar even een foto zien, die gemaakt werd door nog een derde ‘gewaardeerd lid’ van ÉgeWies.
Een dame alweer en ook haar naam verraad ik niet. Maar zij maakte een prachtige foto, dat is zeker! En die verraste mij en maakte mij blij, erg blij!
Een foto van een boom. Niet zomaar een boom, maar míjn boom! Mijn Mariaboom…
Ik waardeer het en zou haar verhaal meer dan graag horen!
Tot wèrus en blijf gezond!
Peter