Piet Reijnders was een bekende persoonlijkheid in Gemert. Een muzikant in hart en nieren!
Tussen 2011 en 2015 bracht Piet, maar ook zijn vrouw Thea, vrijwel alle maandagavonden door in Wanroij. Daar begeleidde hij het Gezelligheidskoor ÉgeWies op zijn accordeon.
Na een muzikaal leven van zo'n 65 jaren vond Piet er plezier in om met zijn muzikaal talent een extra dimensie te geven aan de repetities en optredens van het koor.
Daar, in het Wanroijse, liet de Gemertenaar met grote regelmaat zijn 'monika' jubelen van blijdschap en jammeren van verdriet, waarbij menigmaal de zangers en zangeressen traantjes lieten.
In de maandagmail van deze week kijk ik even terug op die periode en probeer ik duidelijk te maken dat Piet aan het koor, maar ook aan mij veel meer gaf dan zijn accordeonspel alleen.
Beste mensen van ÉgeWies,
‘Zingen in een koor kan gevaarlijk zijn: als je zingt, verspreid je een stuk meer druppels dan als je normaal praat.’
En ineens weet ik het!
Ik weet hoe ik deze eerste maandagmail van februari 2021 ga beginnen. Vanwege het mailtje dat ik van Frans, onze secretaris van ÉgeWies, kreeg. Afgelopen zaterdag tijdens het eten van mijn dagelijks ontbijt, een flink bord vol havermoutpap en één snee ‘vezelfit’ brood van onze plaatselijke bakkerij.
Het was de laatste snee uit de plastic trommel in de kelderkast en ik ben na de pap maar meteen naar ‘De Môs’ gereden om nieuw te gaan kopen. Het hoort namelijk bij mijn pogingen om mijn personenweegschaal te ontlasten en daarom ontbijt ik ’s morgens – meestal laat – met dikke pap van haver en fit brood van tarwe. Ik weet het, alweer! Tarwe en haver is als een vergelijk van appels met peren en dat klopt ook, maar dat fruit komt er nog bij; elke morgen, vanwege het ontlasten van mijn personenweegschaal.
Ik ging dus het brood – want ‘vezelfit’ dat ben ik – zelf kopen bij de bakker en ik kwam tegelijkertijd binnen met Maria Accordeona. (Die naam zegt jullie inmiddels meer dan voldoende.)
‘Tegelijkertijd’ is eigenlijk niet helemaal waar.
Met al mijn égewies fatsoen liet ik onze eerste accordeoniste vóór gaan, met als gevolg dat ik moest wachten op mijn ‘vezelfit’ en ik Maria zag ontsnappen met een lekkere appeltaart.
Overmorgen heb ik met Maria afgesproken om een liedje met haar Italiaanse achternaam op te nemen. Ik ben benieuwd hoe het dan met die appeltaart zit…
‘Uit Japans onderzoek blijken vooral Duitse liederen veel virusdeeltjes te verspreiden.’
Ik weet niet waar dat e-mailtje vandaan kwam. Ja, van Frans!
Maar onze secretaris – ik typ trouwens veel sneller als ik hem ‘sik’ noem – had het gekregen van onze voormalige en nog nooit vergeten penningmeester en immer gewaardeerde Frits, die ons koor altijd het grootste hart toedraagt dat iemand kan missen.
Frits wil nog steeds het liefst in Nederlandstalig zingen en Duits of Engels komen op de tweede en derde plaats. Japans staat bij Frits echt helemaal onderaan de trap…
Maar toch geef ik de voormalige ‘pen’ geen garantie, dat we nóóit Japans gaan zingen. Het staat duidelijk in dat mailtje van de ‘sik’: ‘Japanse liedjes sproeien minder’.
Én… ik heb een Japanse buurvrouw voor een extra steuntje in mijn rug.
‘Beethoven sproeit het meest.’
Ludwig ‘von’ werd 250 jaar geleden geboren in Bonn, in de voormalige hoofdstad van ons buurland Duitsland. Volgens het e-mailtje van Frans was hij een meester in sproeien.
In zijn gezongen composities wordt véél meer gesproeid dan in de complete ‘Aida’ van de Italiaanse Giuseppe Verdi en maar liefst tweemaal zo veel als in het volledige repertoire van mijn erg muzikale Japanse buurvrouw!
Toch bezit, volgens mijn bescheiden mening, niet Beethoven over de grootste sproei-installatie, maar hoort die titel thuis bij een voormalig Wanroijse ingezetene.
Ik zal hem in verband met de privacywet gewoon NN noemen. Het Latijnse ‘nomen nescio’ betekent immers eenvoudig ‘naam onbekend’.
(Overigens - maar dit terzijde - in de Peellandse boeken van mijn favoriete schrijver Toon Kortooms betekent NN iets heel anders. Iets waar Rob Kemps van Snollebollekes nog een puntje aan kan zuigen: ‘nakende nondeju’!)
NN sproeide als een gieter; dat heb ik zelf ooit ondervonden! En sindsdien heb ik altijd gehoopt, dat NN nóóit geen lid zou worden van ÉgeWies. In dat geval waren we al jaren éérder toe geweest aan een badmuts met aan de oren vastgebonden mondkapje.
Het e-mailtje van Frans en Frits (waarvan ook het hele égewieze bestuur nu nog zit te genieten) geeft nog meer te lezen: over ‘waarom je niet mag zingen in een kerk?’
Dat antwoord hoef ik jullie echter niet te vertellen, dat weet iedereen volgens mij best wel.
En ook valt er aan het slot van het melig mailtje te lezen dat druppeltjes, als je in het Duits zingt, bijna twee keer verder komen dan bij een Japans lied en ook valt er te lezen: ‘Misschien kunnen leden van een zangkoor in de tussentijd vast oefenen met wat Japanse kinderliedjes‘.
Dus Frits; ga je gang…
De appeltaart van zaterdagmorgen van Maria zit nog steeds in mijn hoofd en dat is niet de plek waar zo’n delicatesse hoort te rusten. In de maag is veel beter, vooral als die maag van mij is. Heel anders dan de appels en peren met tarwe en haver.
‘Accordeona’ deed me zaterdagmorgen ook denken aan dat instrument: accordeon. Maria’s accordeon. Op zijn Brabants gezegd: ‘Óns monika…’!
De veel te vroeg overleden Brabantse artiest Ad de Laat speelde en zong er een prachtig liedje over. Ga het eens opzoeken op YouTube: de ‘Monikaspulder’!
De tekst van Ad is prachtig en past zo mooi in deze tijd van freule, Rutte en De Jonge. Het refrein alleen al, ook al is dat in het Brabantse Meierijs geschreven:
’t Leeve is ’n hennekoi, ’t is en ’t blef gedonder
d’n haon die zit ’t hogste en de rest die zit er onder
Och mense, makt ’n bietje skik, ’t leeve is zo kort
want denkt mar nie dè een twee drie ’t gras veul gruunder wordt
En luister eens, als-ie het refrein voor de tweede keer zingt:
‘d’n haon die zit ’t hogste en de rest die skijt ie onder’. Ik zie het voor me!
Of waarmee Ad eindigt aan het slot:
‘Och mense, makt ’n bietje skik, geluk is nie te koop’,
want ès ’t velt, ’t velt aalt umblig en ’t is aalt ’ne grooten hoop.’
Ene geweldige tekstschrijver, zanger en accordeonist, die Ad de Laat.
Ik heb veel aan Gemert te danken! Daar is voor mij veel goeds van gekomen…
Op de eerste plaats, ver boven al de rest, op de belangrijkste plaats en onvergetelijk: Nolda van Toon van Nol van De Deel, mijn moeder, en Piet van Jan van Tonia van de Verrehei, mijn vader. Zij kwamen beiden van Gemert.
Maar Gemert bracht mij veel meer: een hogere school dan die lagere van Handel, mijn wielrensport met fiets en al, dat heel skôn Gimmerts volkslied ‘Van Wor Ik Bén’, mijn maatje Gerrit (ja hij!) van altijddurende bijstand, mijn zaterdagse en zondagse uitgaansavond bij De Greef en ook misschien wel mijn eerste echte kus-met-de-ogen-dicht. Ik weet het (echt!) niet meer…
Gemert bracht mij, maar ook ÉgeWies, later nog véél meer: hele mooie optredens in het verzorgingshuis Ruyschenbergh en in het Boerenbondsmuseum. Maar ook Wiljan en Marian, mijn-nooit-van-geweten-vele-keren-achternicht. Prachtig toch!
En Gemert bracht ons óók Piet. Jullie weten wel: Piet Reijnders!
Het was eind 2011 toen Piet kwam.
Maar het was niet Gemert dat Piet bracht. Piet bracht immers zichzelf naar ÉgeWies. Of beter gezegd: Piet liet zich brengen door zijn Thea.
Hij kwam, hij zag en… ‘hij spulde de sterre van den himmel’. Met het einde van zijn vingertoppen liet hij zijn ‘monika’ jubelen als het kon en huilen en jammeren als er verdriet was…
Piet was ene ‘Gimmertse’ en is dat ook altijd gebleven. Hij kende Gemert en heel Gemert kende Piet, maar ook zijn Thea, als het duo van de vooral Nederlandstalige muziek, van de elpees en cd’s en vooral van de vele optredens samen.
En niet alleen in Gemert heeft zijn naam bekendheid gekregen, maar ook ver daarbuiten. In de Peel, in Brabant, in heel Nederland en zelfs in Canada heeft-ie opgetreden en faam gemaakt onder de emigranten.
Wij, van ÉgeWies, zagen Piet als een begenadigd artiest, 65 jaar eerder begonnen als een jong ‘Gimmerts klootvègerke’, die op zijn ‘monika’ zijn vader begeleidde en later muziek schreef en maakte voor zichzelf, maar die zeker ook voor andere Nederlandse artiesten zijn eigen studio in dook.
En als ik dan eens na afloop van een repetitie alleen met Piet aan de Raadhuise bar zat, dan vertelde-ie wel eens iets daarover. Maar nooit en nooit niet opschepperig, skáw, of wat dan ook. Altijd bescheiden…
Hoe is het in godsnaam mogelijk dat Onze Lieve Heer van Piet Reijnders ene Gimmertse gemaakt heeft??
“Ik weet van jou ook nog wel wat…!”
Het was zijn lijfspreuk! Dat floepte er bij het minste of geringste uit. Ik hoorde het zo vaak, zeker als ik hem als ene Handelse in zijn eigen Gimmerts in de maling kon nemen. Mijn muzikale vriend kon daar wel tegen. Sterker nog: dan genóót Piet!
In de nagenoeg drie jaren bij ÉgeWies leerde ik Piet een ‘flink bietje’ kennen. We begrepen elkaar als we elkaar aankeken, we wisten prima wat we aan elkaar hadden en wat niet en ik begreep diep in mijn hart de opmerking die Piet ooit eens, nee zelfs méér dan eens, naar mij maakte. Soms met tranen in de ogen, aan diezelfde Raadhuise bar:
“Ik ha jaw veul èrder moette leere kenne, ók al hedde un ketier langer gelèèrt as ik…”
[Vertaling: Ik had jou veel eerder moeten leren kennen, ook al heb je een kwartier langer gestudeerd dan ik.]
In die paar jaren tussen 2011 en 2015 bij ÉgeWies, ging het bij Piet niet zomaar vanzelf. Een moeilijke tijd, ook met zijn gezondheid en allerlei hobbels in zijn leven. Het ging, om in muziektermen te spreken, crescendo en dan weer decrescendo. Maar het optimisme, de levensvreugde en de humor waren er overal en altijd.
Ook hiervoor vond ik toen al een muziekterm en liet ik die ook aan hem horen: vivace, levendig en energiek als geen ander, méér dan welke Gimmertse dan ook! We hoorden het elke keer weer terug in zijn ‘monikaspel’ en emoties ons beroerden.
In juni 2016 moest ook ik afscheid van hem nemen. Tachtig jaar oud, maar ook tachtig jaar geleefd.
In zijn muziekstudio, te midden van zijn geluidsapparatuur, tussen de vele foto’s van artiesten uit zijn leven, tussen zijn platen en cd’s, bij zijn accordeon en keyboard, bij de asbak op de tafel van Thea met een puzzel van 1000 stukjes. Meer ruimte bleef er niet over in hun lievelingsverblijf thuis!
Daar rustte Piet. Zachte muziek verwarmde mijn hart en ziel: ‘Van Wor Ik Bén’…
En toen snapte ik waarom Onze Lieve Heer van dat ‘klootvègerke’ ene Gimmertse gemaakt had…
’t Leeve is ’n hennekoi, ’t is en ’t blef gedonder…
Altijd weer als ik aan Piet terugdenk, dan hoor ik dat ene liedje van die Brabantse zanger, van Ad de Laat. En dan hoor ik de ‘monika’ van Piet, die jammert als-ie verdriet heeft en die jubelt als er vreugde is…
Ik denk het nog wel eens: ‘Piet, ik ha jaw ók veul èrder moette leere kenne…’
Nog geen jaar na zijn overlijden ontdekte ik met mijn hobby van stamboomonderzoek, dat de opa van Piet een halfbroer was van mijn opa!
Piet, zoon van Driek van Thijske van… ja hoor: van Tonia van de Verrehei!
Ik heb het hem nooit kunnen zeggen, maar Piet wist het. Zeker weten!!
Tot wèrus en ben vanavond gezond en wel vóór 9 uur binnen!
Peter