De twee fotootjes bij deze maandagmail hebben weinig te maken met de inhoud. Toch worden ze allebei benoemd en beschreven.
Met het verhaal van deze week beschrijf ik een gebeurtenis in mijn leven aan het einde van de zeventiger jaren: de organisatie van het eerste 'Nederlandse Kampioenschap Buutereden',
In onze provincie praten we dan over het 'tonpraoten', zoals alle carnavalsverenigingen in de zuidelijke provincies wel kennen.
Het woord 'tonpraoten' was in die tijd nog niet zo algemeen, zeker niet buiten Brabant.
Tijdens het Nederlandse Kampioenschap werd daarom het Limburgse gebruikt: 'buutereden'. Het was een vorm van entertainment die met name de Limburger Pierre Knoops tot ver over de provinciegrenzen
bekend maakte.
In mijn herinnering zijn de Nederlandse Kampioenschappen slechts twee keer gehouden, beide keren georganiseerd door 'Carnavalsvereniging Het Paddenriek' uit Wanroij.
Beste mensen van ÉgeWies,
Het stond er echt! En het moet niet gekker worden.
In de Gelderlander van afgelopen zaterdag, op pagina 4 én 5. Een levensgrote krantenkop van wel twee bladzijden breed. Kijk maar na!
‘Sneeuw haalt kind in ons weer naar boven’
En de hele zaterdag heb ik mij verheugd op de zondagse morgensneeuw. Op die witte wereld van toen ik nog jong was.
Veel te laat stond ik gisteren op en dat kan ook niet anders. Ver na middernacht immers maakte ik nog een prachtige foto van onze eigen Kouterweg in Wanroij.
Maar de kou was niet weg en ik moest hem op mijn slippers trotseren. Net als de avondklok. Als Rutte mij in mijn eigen straat gezien had, midden op de weg en midden in de nacht, dan stuurde hij geheid vier ME’ers compleet met sneeuwkanon op me af. Maar Rutte was er niet en met kouwe tenen en een prachtige foto kwam ik weer binnen. Een februari foto waar Margot en Lucia en weet ik wie nog meer, égewies jaloers op zullen zijn.
Nee! Het moet niet gekker worden. Zondagmorgen was ik immers weer even kind. Volgens de Gelderlander dan. En zondagmorgen is ook relatief, want het was al bijna middag.
En het kind in mij ging sneeuw schuiven met de sneeuwschuiver, die ik ’s avonds al bij de achterdeur, als oude man die zich bijna zeventig voelt, daar had neergezet.
En het kind in mij schoof en schoof en hijgde en hijgde. En binnen vijf minuten werd het kind ouder en ouder, sloeg de puberteit en adolescentie in een sneeuwsprong over en voelde zich vóór het eind van de oprit alweer als net als Truus.
Truus - heel erg gewaardeerd, i! - is immers gisteren al zeventig geworden, ook al zie en merk je dat absoluut niet. Ik kon nog net aan het einde van mijn oprit ‘Proficiat Truus’ in de sneeuw schrijven… En weer heb ik mijn fotocamera gebruikt. Geen kleurenfoto, zelfs geen zwartwit. Gewoon een sneeuwwitje, dat ook bij Jan des Bouvrie zeker in de smaak gevallen zou hebben…
‘Truus ik wens je alle goeds toe. Gezondheid voor jou en iedereen om je heen met een nog jarenlang durende positiviteit. En óók een snel dooiende sneeuwlaag… dat wens ik jou ook toe.’
Het vieze grijs van de oprit was inmiddels tevoorschijn gekomen en de sneeuwwitte wereld rondom mij veranderde, dankzij mijn sneeuwschuiver, in gebroken wit. Voorzichtig voor ook een gebroken been, stiefelde ik voor de rest van de zondag naar binnen. De Gelderlander met pagina 4 én 5 pleurde ik met kouwe handen in een hoek en toen, met een Brabantse hete ‘tas koffie’, kwam Peter van ‘Sweet Sixteen’ weer in mij naar boven. De blauwe ogen kloppen wel; over die achttien jaar zullen we het maar niet hebben!
Het moet niet gekker worden…
Maar dat deed het dus wél!
En dat is maar goed ook, want volgende week is het carnaval en nóg gekker dan dit jaar kan carnaval nóóit meer worden.
Bij óns (je het weet inmiddels: in Brabant is alles van ons!) begon carnaval afgelopen zaterdag al.
Bij óns in de tuin staat een witte vlaggenmast. Gebroken wit, want hij staat er al jaren en overal proberen roestplekken de mast te laten kapseizen.
Aan die mast hangt een wimpel te wapperen met rode en witte blokken, net zoals de 24 rood en witte blokken in die prachtige Brabantse vlag. (Ja hoor, een beetje peels-patriottisch ben ik wel!)
Maar ‘ons’ Brabants wimpeltje is aan vervanging toe en daarvoor had Jan Linders een carnavaleske verrassing. En Maria kwam met die verrassing afgelopen zaterdagmiddag thuis, ruim vóór de sneeuwval gelukkig. Een cadeau mag je nooit afwimpelen, dus kon hem nog net voor de winter boven in de mast hangen.
Een Brabantse wimpel, vol met rode en witte blokken en daar tussenin geschreven ‘Carnaval in mijn hart’. Prachtig! Geweldig! Voor elf zegeltjes ‘gekocht’ in de Wanroijse zelfbedieningszaak van Jan.
Bijna gratis, want zo is Jan! Alleen, ik moet hem zelf wel gaan hijsen, want dat komt Jan voor mij niet doen. Zelfbediening, weet je! Maar goed, toen ik Jan had opgehangen, toen zag ik het: Onderaan de wimpel een grote, blauwe reclame met maar een paar Brabants rode letters van Jan Linders.
‘Jan Linders’-logo op míjn gehesen Brabantse wimpel! Dat kan toch niet? (Ja hij is ineens niet Brabants meer…) Jan Linders is een rasechte Limburger!! Nou ja, uit Gennep, vlak over de Maas, en misschien zie je de grens vandaag niet eens door al die gebroken witte sneeuw, maar toch… Gennep ligt in Limburg! En op ‘mijn’ wimpel, daar wappert-ie!
Gekker moet het niet worden…
Ik ben dus gisteren de rest van de zondag binnen gebleven en heb niet meer naar ‘mijn’ wimpel durven te kijken. Ik heb me maar ruimschoots op tijd voor de tv genesteld. Met poes Bup op de bank, puzzelboekje in de hand en wachten op Ivo Niehe met zijn 40 jaar TV Show.
Ivo heeft altijd de meest bijzondere gasten uit veertig jaar studio- en reisprogramma's van de TV show. Van Prince, Johnny Kraaijkamp en Audrey Hepburn tot Wim van Hanegem, Charles Aznavour, prins Philip, Donald Trump en André van Duin. En zelfs kort geleden nog die Japanse miljardaire. Nee, niet mijn Japanse buurvrouw. Nee, die miljardaire was een té gek vrouwtje van zes turven groot, hoewel ik weet dat Japan geen turf kent. En mijn buurvrouw is minstens een paar turven groter. Dat moet dan ook wel het enige verschil zijn…
Ik kijk elke week weer uit naar Ivo Niehe en zijn gasten in zijn 40 jaar TV Show. Gisteren zag ik voor de zoveelste keer nog onze witte huiskamerkoning Jan des Bouvrie en ooknog eens Annie M.G. Schmidt, de kinderboekenschrijfster, die, naar eigen zeggen, niet echt van kinderen hield. En kort geleden zag ik ook nog die 100-jarigen in een show van vele jaren terug. Schít-te-rend!! Vandaar dat ik gisteren al vanaf de middag voor de ‘tigste’ keer zat te wachten op… ja hoor… op mijzelf! Op mijzelf als gast bij Ivo in zijn 40 jaar TV Show! Maar helaas!
Misschien volgende week zondag, want dan is het carnaval. En gekker kan het dan niet worden…
Het was in de eindjaren zeventig van de vorige eeuw. Maria en ik waren nog niet zo lang getrouwd en ook was het nog niet zo lang geleden, dat ‘D’n Oelewapper’ en ‘Mijne Wekker’ als carnavals hit in het Wanroijse Paddenriek te horen waren. Ik maandagmailde jullie daar eerder al eens over.
En toen, in die eindjaren zeventig, kwamen ze het aan mij vragen. Het bestuur van ‘Carnavalsvereniging Het Paddenriek’ kwam mij vragen of ik tijd en zin had om lid te worden van de leutvereniging.
Mijn antwoord was er heel snel en ik zei dat ik echt geen zin had om in een zwart pak met steek en al en ook met twee glazen bier in mijn handen tijdens de pronkzittingen te pronken met andermans pauwenveren…
Maar dát hoefde ook niet. Het zou voor mij géén pakkie-an worden, maar ik zou zeker wel wat vernieuwing in de club kunnen brengen. Er werd niet aan getwijfeld, dat ik een aanwinst zou zijn voor de vereniging, het Paddenriek en de hele gemeenschap. Tja, ze wisten precies, dat ze die pauwenveer niet in een steek, maar bij mij ergens anders in moesten steken…
Ik zei dus: ‘Nou, vooruit dan maar!’ En zoals een echte Pad betaamt, deed ik vanaf dat moment mijn uiterste best om tijdens de vele tot in de nacht durende vergaderingen mee te kwaken.
Die laatste zeventiger jaren waren dus mijn eigen Kwáaakavonden, heel lang voordat ‘Doe Normaal Man’ mee mocht doen.
Ik was die periode in mijn toen nog jonge en ambitieuze leven al bijna helemaal vergeten, ware het niet dat ik afgelopen zaterdag zomaar Limburgse Jan Linders onderaan mijn Brabantse wimpel zag wapperen…
Kan het nog gekker? Ja hoor!
Iemand binnen mijn carnavalsclub kwam op het idee om een groot kampioenschap te organiseren. Een kampioenschap waarop deelnemers zouden gaan strijden in het ‘buutereden’. Maar omdat ‘buutereden’ Limburgs is, gebruiken wij meestal een veel Brabantser woord: ‘tonpraoten’. En dat betekent in de carnavalstijd achter een halve houten ton gaan staan op een podium voor een volle zaal lachers en dan de grootste kwats vertellen, zodat de lachers hun eigen buik of van een ander moeten vasthouden. Nog een veel grotere kwats, dan ik soms in mijn maandagmails probeer neer te schrijven. (Overigens zulk gekwats vind je niet in deze maandagmail van vandaag!)
Wie zou de beste ‘buutredner’ of ‘tonpraoter’ worden? De béste van héél Nederland!
Carnavalsvereniging Het Paddenriek uit Wanroij nam zich voor om het ‘Nederlands Kampioenschap Buutereden’ te gaan organiseren.
En dat zou dan gaan gebeuren in het grote en nieuwe restaurant van ons eigen Recreatiecentrum ‘De Bergen’ in Wanroij’.
Een speciale commissie zou de opdracht moeten gaan uitvoeren. De commissie zou Wanroij en het recreatiecentrum landelijk op de kaart zetten. De televisie en de bekendste dagbladen zouden er de carnavalstijd mee gaan vullen. En de winnaar zou zich Nederlands Kampioen Buutereden gaan noemen!
In ik voelde de pauwenveer al zitten, daar, waar ik hem liever niet wilde voelen: ik werd voorzitter van de commissie.
Maanden en maanden waren we ermee bezig. Goed bezig…! We kregen de interesse van Brabantse tonpraoters en van Limburgse buutredners. Maar ook Gelderland kwam met carnavalisten en ook de Gelderlander. De Brabantse, Gelderse en Limburgse radiozenders schoten het kampioenschap de ether in. Kranten schreven, verenigingen en deelnemers meldden zich aan. Zelfs de televisie had belangstelling. De TROS (ja hoor, dezelfde TROS als bij ‘Doe Normaal Man’!)
Het restaurant in ‘De Bergen’ werd in gereedheid gebracht: geluidsinstallatie, verlichting, versiering, prijzentafel met een grote beker voor de triomfator van het eerste Nederlandse Kampioenschap. Noem maar op. Alles klopte!
Twee handenvol juryleden werden geïnstalleerd en ja hoor: als voorzitter van de commissie werd ik ook ‘Voorzitter van de jury’ van dit eerste Nederlandse Kampioenschap Buutereden. De kaart van Nederland, met Wanroij als rode stip erop, kon worden opengeslagen! Ik voelde dat de pauwenveer helemaal verkeerd begon te steken…
Op die bewuste zaterdagavond had een restaurant vol mensen een duur toegangskaartje betaald. De joekskapel joekste haar carnavalsrepertoire ver over de herrie heen. De deelnemers schminkten zich onherkenbaar en maakten zich zenuwachtig, maar zeker niet sprakeloos. En een speciale televisie-driemansploeg van de TROS meldde zich in de zaal: een geluidsman, een cameraman en een presentator, een nog jonge vent van misschien achter in de twintig. Een paar jaar ouder misschien dan de voorzitter van de jury. Hij vroeg naar mij voor een heel kort interview om zijn verslag van het beginnende kampioenschap volledig te maken. En hij stelde zich aan mij voor met de volgende woorden: ‘Ivo Niehe’ is mijn naam. Ik ben van de TROS-televisie. Mag ik u een vraagje stellen?’
Ik heb de TROS tv-beelden met mijzelf een aantal dagen later gezien en gehoord. Ik heb de Nederlandse Kampioen Buutereden gezien en gehoord. Ik heb met het publiek mee gelachen. Ik heb mijn eigen buik vastgehouden.
Hij was een terechte Kampioen van Nederland; een Limburger. Hij was de beste… beter dan de Brabanders en Geldersen. Veel beter… Al werd die mening niet gedeeld door de andere provincies. Ik voelde het als ‘ongezonde rivaliteit’ tussen vooral Brabant en Limburg.
Maar als voorzitter van de jury denk ik nu nog steeds hetzelfde als toen, meer dan veertig jaren geleden. Nederlands Kampioen Harrie Wolters uit Roermond was véél beter dan welke Brabantse, Gelderse en soms schunnige tonpraoter dan ook.
En ook sta ik nog steeds ben ik het eens met wat het Brabants Dagblad toen met grote letters over twee pagina’s kopte: ‘Ranzige humor in de Brabantse Peel’.
En Ivo Niehe dan?
Och, dat vond ik leuk! Maar, eerlijk is eerlijk, hoewel ik het bijna vergeten was, voel ik na mijn ontmoeting met deze TROSser de pauwenveer toch wat beter in mij passen…
Alleen even dit: Ga volgende week, op carnavalszondag, niet voor de tv zitten om mij in zijn programma ‘40 jaar TV Show’ te zien. Ik besef nu pas, dat ik me toen wel een ‘bijzondere gast met pauwenveer’ voelde, maar ik besef óók, dat het inmiddels alweer méér dan veertig jaren geleden is en dus niet thuis hoor in zijn 40 jaar TV Show.
En ook weet ik, dat ‘groot en knap en achttien jaar’ van ‘Sweet Sixteen’ nu toch heel anders voelt! Of niet Truus?
Gekker zal het dus niet meer worden…
Tot wèrus, hou je gezond en geniet van een meer dan al te gek carnavals weekeinde!
Alaaf!! Alaaf! Alaaf!
Peter