Peternoster
'Het leven is een groot feest, maar je moet wel zelf de slingers hangen....'

Maandagmail


Over de foto en zo
7 juni 2021

 

Over verzamelwoede gesproken! Dat bewijst bovenstaande foto wel. Zelfs de (in mijn maandagmails) veelbesproken freule Corona is op haar bezemsteel aanwezig. Laat ze zich vanaf nu alleen nog maar bij Coronabier houden!

Als kind spaarde ik speldjes. Wie niet? Maar het bleef niet bij speldjes. Kauwgomplaatjes, wielrenner foto's, sigarenbandjes, luciferdoosjes. Noem maar op!
Later werden er zelfs stuivers gespaard, hoewel dat nooit een succes geworden is.

Na het behalen van een café- en middenstandsdiploma ging ik voor bierflesjes, etiketten en uiteindelijk bierglazen. Het tuinhuisje is er op alle mogelijke plekken mee volgezet en volgehangen. Leuk voor de dorstige sfeer, die er tijdens het verpozen op de houten bankjes, als vanzelf komt te hangen.

Aangezien een uitbouw van het tuinhuisje niet wenselijk is, zal mijn verzamelwoede gauw de grenzen bereikt hebben.

En die Brandbrief dan? Dat lezen jullie hieronder wel!

 


Brandbrief

Beste mensen van ÉgeWies,

Mijn verzamelwoede heeft nog nooit mijn grenzen bereikt. Maar bijna is dat wel het geval…

Kennen jullie ze ook, die mensen die zo’n beetje alles verzamelen wat gratis en voor niks is en er hun huis mee volstapelen of zelfs helemaal volgooien? Tot en met op hun eigen bed. Er is geen doorkomen of inkomen meer aan, om maar niet te spreken van een welverdiende nachtrust. 
Opruimen doen ze niet en een vuilnisbelt weten ze nergens te vinden. Behalve die in hun eigen huis dan.

In mijn eerdere maandagmails schreef ik al eens over wat ik ooit spaarde en verzamelde.
Speldjes. Ik stak ze op een tempex plaat, wat toen in de vroege zestiger jaren nog vrij zeldzaam was, omdat tempex nog niet veel eerder was uitgevonden en voornamelijk gebruikt werd om van alles te isoleren. Bovendien zat ik ook dicht bij de tempexbron. Ene zekere Hendrik startte een fabriek op die tempex maakte. En zijn vader werkte bij mijn vader in de ‘timmerwinkel’. Je herinnert je misschien nog wel, dat ik vorig jaar rond Pasen schreef over iemand, die ik ooit zeventien gekookte eieren zag opeten. Zeventien! Juist, dat was de piepschuimvader van de Unidekselse tempexfabrikant.
Ik spaarde Bazooka kauwgomplaatjes, wielrenner foto’s, plaatjes van schepen, luciferdoosjes en sigarenbandjes. Van die laatste had ik alleen dubbele van Agio, want mijn vader rookte alleen dat merk. En hij rookte Winner shag, maar voor slechts 95 cent deden ze daar nooit sigarenbandjes bij.
Postzegels heb ik nooit gespaard. Dat deed mijn broer en ik mocht er nooit aankomen, want de perforatierandjes waren te gevoelig voor mijn vingers, vond hij.
Mijn verzamelwoede ging na mijn huwelijk gewoon verder: met stuivers!
Die muntjes deed ik in een stroopblikje van Rinse, maar het blikje kwam nooit voller dan halfvol. Maar wel leger dan halfleeg. Vaak haalde ik er meer stuivers uit dan er door mij weer ingegooid werden. Het leek mijn portemonnee wel en uiteindelijk heeft ook mijn stuiver hobby niet meer opgeleverd dan een leeg blikje. Zelfs van de appelstroop was geen spoor meer te zien.

En toen kreeg ik interesse in alles wat met bier te maken heeft. En dat heeft weer te maken met een opleiding die ik ooit deed en waarvan de meesten van jullie (nog) geen weet hebben: een opleiding tot caféhouder. Kroegbaas!
En waarom? In het onderwijs krijg je wekenlang vakantie, maar je hebt geen recht op snipperdagen. Wel krijg je een dag vrij als je een officieel erkend examen moet maken. En ik beloofde mijzelf, dat ik twee dagen vrij zou krijgen en dus haalde ik in de tachtiger jaren mijn cafédiploma en iets later mijn middenstandsdiploma en geen nonnenklooster dat mij hierbij hoefde te helpen. Ik zou het vak zo kunnen uitoefenen en ik wist alles over bier. Zelfs het drinken ervan ging me erg goed af.
Ik ging uit respect voor mijn opleiding bierflesjes sparen en toen de garage bijna vol stond, werden de etiketten ervan afgeweekt en kwamen die in twee dikke ordners terecht. Maar afgeweekte etiketten frommelen en worden vaak vaal van kleur. Dezelfde kleur die ikzelf kreeg, als ik te veel van die flesjes had gedronken.

Ik las boeken over bier en bierbrouwerijen en ik vond dat erg interessant. Ik las net zolang, totdat ik ooit ergens geschreven zag, dat bier een gezonde en zuivere drank was. En dat de Germanen het ook allemaal dronken. Jong en oud.
Wat wil je nog meer? Natuurlijk, een passend bierglas om het kostelijke vocht te drinken en te kunnen genieten van die gezonde en zuivere allemans drank.
Mijn tot op heden laatste verzamelhobby was begonnen: bierglazen!
Maar mijn verzamelwoede moet nu gestopt worden. Hij heeft het einde bijna bereikt. Ik kan er bijna niet meer binnenkomen, het is volgestapeld en volgegoo… Nee, bierglazen moet je nooit gooien! Of toch wel: volgooien. Dat kan wel!
Hoe dan ook, ons tuinhuisje staat er bijna té vol mee.

In mijn werkzame onderwijsleven had ik een collega, die erg goed was met woorden en korte zinnen. Slagzinnen! Zij kon met vijf woorden ongeveer hetzelfde zeggen als ik in hele maandagmail van twintig minuten lezen lang.
En met die slagzinnen verzamelde collega Tonnie van alles: bierpakketten, jaarabonnementen op vrouwen-, mannen- en kinderbladen, parfumflesjes, sieraden, boeken, horloges, televisies en zelfs auto’s. Je kon er donder op zeggen. Als Tonnie meedeed met een wedstrijd van ‘Wie maakt de mooiste slagzin’, waarin dan ook een bepaald product of merk vernoemd moest worden, dan was het meteen Raak als cola! Prijs! En vaak de hoofdprijs, tot en met auto’s toe!
Ik, maar niet alleen ik, was er jaloers op.

De Brand Bierbrouwerij uit het Zuid-Limburgse Wylre schreef in het voorjaar van 1990 een wedstrijd uit om… Geen idee, maar waarschijnlijk om meer Brand bier op de markt te krijgen. Zomerplezier met Brand Bier! Prachtige prijzen beloofde de brouwerij, die ik me niet meer kan herinneren, maar mij wel aanzetten tot het bedenken van enkele slagzinnen, die ik ook instuurde. Twee stuks; één onder mijn eigen naam en één onder de naam van ‘ons vrouw’. Ik vond namelijk dat ze ook in Limburg een Brabantse Maria mochten belonen met een bierprijs voor mijzelf.
Veel vertrouwen had ik er blijkbaar niet in, want ik wist me al snel niet meer mijn gefantaseerde slagzinnen te herinneren, géén van tweeën.
Maar wat denk je?
Korte tijd later, vóór het begin van de zomer van 1990, stopte een rode bestelauto voor ons huis. Ik zag een blauw kroontje op de zijkant en de grote witte letters PTT POST.
Hoogstpersoonlijk werd het pakket door een aardige postmeneer bij mij afgeleverd.

Prijs! Een Brand bierpakket in geschenkverpakking met drie grote witte en gekroonkurkte bierflessen. White Bottle Brand Pilsener! Met flesopener en export bierviltjes en White Bottle Brandglas. Bedoeld en gemaakt voor verkoop aan de USA, Amerika, maar dankzij mijn slagzinnen gewoon naar ons huis in Wanroij geëxporteerd.
In een mooie, begeleidende brief werd ik gefeliciteerd met mijn zevende prijs voor mijn slagzin. Welke van de twee dat was, dat stond er niet bij.
Ik besefte dat de hoofdprijs – hetzal wel een Brandweerauto zijn geweest– en enkele andere grote prijzen aan mijn neus voorbij waren gegaan, maar ik kon met een gerust hart aan mijn collega Tonnie vertellen, dat het mij al bij de eerste keer gelukt was. Het vreugdevuur in ons huis laaide door de Brand hoog op en ik beloofde mezelf om de drie grote witte gekroonde flessen met Kerstmis leeg te gaan drinken. Ook al duurde dat nog een Zomer Voorbij... En de White Bottles Brand Export Pilsener kregen een wachtkamertje in onze kelderkast. Bier moet je immers bij voorkeur koel en donker bewaren. En wat is er nou koeler en donkerder dan onze kelderkast?

Kerstmis duurde wel lang. Voor mij in elk geval. Veel te lang!
Tijdens het opbouwen van onze toen al vijftigjarige kerststal met een aan het roestige spijkertje hangende engel en de gelijmde kamelennek, kreeg ik dorstige trek.
Niet de slagzin, maar de drie White Bottles in de kelderkast brachten mijn hoofd op hol. Goede raad was echter dichtbij. De flesopener, gloednieuw, ontkroonde de kurk en die toonde mij een goor vies bruin randje. De flessenhals van de White Bottle exporteerde een niet te harden luchtje. Een klein proefslokje flesinhoud deed mij het vliegensvlug weer uitspugen tussen het kunstmos onder de kerstboom. Het vreugdevuur van de oplaaiende Brand werd geblust als sneeuw voor de winterse zon.
Ik had het ook wel eens gelezen in de vele bierboeken: bier kon bederven als het ‘over de datum’ is. Op de flessen was echter geen datum te zien, maar het bewijs liet zich duidelijk aanschouwen, ook bij de overige twee White Bottles Export Pilsener: bruine, viesgore randjes onder de kroonkurken.
Als onze huidige freule in december 1990 al aanwezig geweest zou zijn, dan zou ik haar met deze kroonkurken gekroond hebben en ook een White Bottle Brand Pilsener onder de neus geduwd hebben.
Maar ik kon in 1990 mijn gram niet halen bij een freule. Dat moest gebeuren bij de brandstichters zelf.
Op kerstavond schreef ik bij gebrek aan e-mail onderstaande brief naar de Brand Bierbrouwerij in het Zuid-Limburgse Wylre.

- - - - - - - - - - - - -

Betreft: BRANDBRIEF

Wanroij, 24 december 1990.

Geachte mevrouw/mijnheer Wouters,

Er zijn me brandweerlieden bekend, die liever een Brand blussen; verzekeraars die graag voor een Brand betalen en ook ik maak me om een uitslaande Brand lang niet altijd kopzorgen.

Groot was mijn verrassing, dat mijn inzending op uw voorjaarsactie 'Zomerplezier met Brand Bier', beloond werd met een zevende prijs.
Eindelijk, na zoveel pogingen en evenzoveel slagzinnen, werd mijn dorst gelest. Of was het dan toch de inzending van mijn vrouw? Het is mij nooit duidelijk geworden, maar de 'USA-geschenkverpakking' werd niet minder welkom ontvangen.
Het leek me gepast om de prijs, na een huiskamertentoonstelling van een week, op te bergen in mijn bierkeldertje onder de trap, als Limburgse aanvulling op de vele buitenlandse Krieken, Dubbele Paters, Tripels en overige Deugnieten.
Veilig opgeborgen achter een krat met mijn dagelijks rantsoen en bewaakt door enkele Bokken, zouden zij de komende feestdagen afwachten.

Helaas, met het optuigen van mijn kerstboom werd de dorst allengs groter en na het onschadelijk maken van een Bok vloog ik in Brand. Het gistingsproces van drie maanden was me te veel geworden: afgelopen weekeinde mocht een export flesopener het startsein geven om een exportglas vol te laten lopen met de inhoud van een White Bottle Brand Pilsener. Zelfs het exportviltje ontbrak niet.
Vanaf mijn ceedeetje zong Andy Williams ‘I'm dreaming of a White...
Wat paste nog beter bij mijn ‘USA-geschenk’?

Doch hoe bitter was de nasmaak. Nog maar eens geproefd, de White Bottle erbij gehaald, geen datum, wel 'roestvorming' onder de kroonkurk.
Een smalende Dubbele Pater en de nog overgebleven Bok knepen een oogje dicht toen ik de tweede bottle aan de datumproef onderwierp.
De Deugniet lachte met een bijsmaakje, ik spoelde mijn mond en bekeek de tweede kroonkurk. Ook niet Brandschoon. Teleurgesteld vergreep ik mij aan de Deugniet. Mijn ceedeetje zong jubelend 'Hoe leit dit kindeke'...

De derde White Bottle heb ik verpakt voor export. Export naar het Limburgse Wylre, waar het na controle wellicht verder kan naar de USA. Misschien hebben de Amerikanen een andere smaak, ik weet het niet.
Mijn oudjaar zal ik onder het luiden van Brandklokken besluiten met een Sylvester. En wat het nieuwe jaar me brengt? Een nieuwe actie, een nieuwe poging en alweer een slagzin. We zullen het wel 'klaren'!

Een gezond en dorstig 1991 toegewenst.
Peter van Hout

- - - - - - - - - - - - -

Korte tijd later, aan het begin van het nieuwe jaar 1991, stopte een groene bestelauto voor ons huis. Ik zag een witte kroonkurk op de zijkant en de grote rode letters BRAND BIER.
Hoogstpersoonlijk werden door een aardige biermevrouw 72 flesjes Brand bier afgeleverd, gestoken in drie kratten.
In het Limburgs dialect zong ze zichzelf uit de Brand met aan mij vele verontschuldigingen en wenste ze mij en mijn Maria een gezond en dorstig 1991 toe!

Tot wèrus! En ik wens het jullie ook: leef gezond en dorstig als de Germanen…
Peter